De leutigste vijf van Roosendaol in de optocht (±1960).
De leutigste vijf van Roosendaol in de optocht (±1960). Foto:

Gaot er mar gròòt op!

DOOR JAN VAN NASSAU

In het besef dat het in ieders leven niet alle dagen feest kan zijn, wensen we elkaar bij het ingaan van het nieuwe jaar gewoonlijk veel voorspoed en geluk toe. Dat lijkt mij een mooie traditie. Ook het gemeentebestuur, met vanzelf de burgemeester voorop, wenst ons weer een geweldig jaar toe, dit keer zowaar een mooi jubileumjaar waarin we allemaal… naar buiten toe… eens wat trotser op onze stad zouden mogen zijn. Wat wordt daarmee bedoeld? Zijn we wel trots, maar niet trots genoeg? Zijn we wel trots van binnen maar niet naar buiten toe? En waar mogen we dan allemaal trots op zijn? Of om met Jort Kelder - het pronkstuk van Nederland – te spreken: Waar kan een Roosendaler bij uitstek trots op zijn? Ik ga daar zelf nog eens goed over nadenken. Zou de ,,taol van de Roosendaol'' aangemerkt kunnen worden als pronkstuk? Wat mij betreft wel, maar hoeveel mensen denken er ook zo over? Weinig denk ik. Terwijl nota bene ,,'ne Roosendaolder die z'n taol kent'' meerdere bewoordingen heeft om te zeggen dat hij trots is. Wij kunnen gròòt gaon op iets, we kunnen ook gròòts of gròòtsig zijn en ook nog wrééd zijn met iets. In de vorige editie van Van Dale's Groot Woordenboek stond groot gaan op – voor 'trots zijn op –' nog vermeld als gewestelijk, maar in de laatste editie heeft men deze uitdrukking niet meer opgenomen. Onder groot geeft het Woordenboek der Nederlandsche Taal alleen, en dan als oud taalgebruik, groot gaan in de betekenis 'zwanger gaan' en groot gaan van (iets) in de betekenis 'vervuld zijn met, vol zijn van (iets)'. Toch zeggen wij van iemand die trots op iets is nog altijd: ,,Daor gaot ie gròòt op''. En geeft iemand hoog op over een stomme streek die hij uitgehaald heeft, dan kan hij te horen krijgen ,,Bijjao, gaot er mar gròòt op, jong!''

Gròòtsig

Het algemeen gekende groots op iets zijn of groots op iets gaan voor 'trots, fier op iets zijn' begint bij ons vanzelf met gròòts of grots: ,,Daor meude wel gròòts op gaon. Zijt er mar grots op!'' Het WNT vermeldt grootsch op iets of iemand zijn en geeft daarbij opmerkelijk genoeg geen citaten met (grootsch) gaan. De dichter Jan Frederik Helmers (opgelet bewoners van de Helmersflat) schreef in 1814: ,,Ja! 'k blijf, ô Vaderland! Tot aan het uur des doods als Nederlander op dien schoonen eernaam grootsch''. Is de Roosendaler ook zo groots op Roosendaal? C. J. Dekkers schreef in 1924 in elk geval de volgende dichtregels: ,,Waor dak ook al eenezweef, 'k mot m'n eige schikke, mor ik blijf, zoo laank dak leef, Roosendaolder, ikke!''. Met deze versregel gaf hij niet zozeer aan trots te zijn op Roosendaal, maar wel de leutige herinneringen aan zijn geboorteplaats en de klank van oons taoltje te koesteren. In zijn reisverslag ,,De Waereld Roond'' komt hij één keer gròòtsig uit de hoek. In de trein van San Francisco naar Los Angeles valt hem het volgende op: ,,Op de staossie zaak nieveraans kelleners. Mor bij d'n koondukteur kund'alles krijge, waarad in Olland de kellener meei laanst d'n trein lopt. Mor 't is n'n verveelende veint, net zooiets as n'n voorschreeuwer in de cinema. Ieder oogenblik komt iej n'n waoge binne en dan begient ie te schreeuwe van watter binnekort te zien komt. Asse dad in Ollaand ok zouwe doen, dan zouw vorbij Esse, in de buurt van Nipse, d'n kondukteur in de waoge komme roepe:

Wrééd

,,Dames en Heeren. Over vijf minuten zijn we in Roosendaal. Dat is de stad, waar vriendelijk, behulpzaam en gul volk woont, hetgeen in 1914 bewezen is, toen 500000 Belgische vluchtelingen in enkele dagen de stad binnenstroomden. Dat is de stad, waar De Grondwet reeds meer dan 60 jaar gedrukt wordt. Dat is de stad die vroeger zeehaven was en thans 80 K.M. daarvan verwijderd is. Dat is de stad, waarvan de bewoners zich in de bosschen terugtrokken, toen Julius Caesar hier kwam. Hier werkte Prins Maurits een van zijn grootste krijgsplannen uit. Deze stad, dames en heeren, is telkens afgebrand en door de energie der bewoners telkens weer opgebouwd. Als speciale bijzonderheid, dames en heren, kan ik u nog mededeelen, dat men in Roosendaal weet wat ,,leut'' is. En als iemand als souvenir, dat hij in deze plaats geweest is, anzichtkaarten wil meenemen dan kan ik hem die leveren voor een kwartje per stuk met den postzegel erop, of een prachtalbum voor 2 dollar. Verder maak ik er de dames en heeren op attent, dat het vier uur is en een glas limonade best zou smaken of een pakje gedroogde vijgen er zeer wel in zou gaan. Ook deze kan ik U leveren enz.'' Da zouw Amerikaonse stijl zijn. Mor dan motte vor den Ouwenbosch, vor Zeuvenbaarrege en vor de laoge Zwaollewe wir 'n aandere spiets gereet emme…..'' Een Roosendaolder zou van zo'n conducteur al gauw zeggen: ,,Wad is ie toch wrééd mee z'n eige''. Misschien zijn de grapjassen op de foto hierboven ook wel ,,wrééd mee d'r eige''. Het WNT geeft bij wreed als negende betekenis, voornamelijk gewestelijk aangetroffen: trotsch; fier, parmantig; grootsch, imponeerend. Herkent u iemand op de foto? Reacties: Oòns Taoltje, p/a Middenstraat 44, 4702 GE Roosendaal, telefoon 0165.545561, e-mail: jwvannassau@kpnmail.nl.