Leen van den Brand-van Schilt: ‘Belgen wonnen altijd Ronde van Wouw’ FOTO MARLEEN VAN WESEL
Leen van den Brand-van Schilt: ‘Belgen wonnen altijd Ronde van Wouw’ FOTO MARLEEN VAN WESEL Foto: Marleen van Wesel

'Komst elektriciteit was grootste verandering'

WOUW - "Honderd jaar, en nog steeds tijd te kort", zegt Leen van den Brand-van Schilt. Maandag vierde ze haar honderdste verjaardag. "Afgelopen week ben ik nog met een van mijn dochters naar het Rijksmuseum geweest, in Amsterdam."

DOOR MARLEEN VAN WESEL

Daarvoor was wel speciaal vervoer geregeld. Meestal volgt ze de wereld vooral via de televisie en de krant, vanuit woon- en zorgcentrum Leonardushof, in Wouw. Toen ze geboren werd, was de Eerste Wereldoorlog nog bezig. "Daar werd later nog veel over gesproken. Wouw was maar een klein dorp, maar er waren twee regimenten soldaten ingekwartierd. En dan waren er nog alle vluchtelingen uit Antwerpen."

Klompen

Op haar elfde verhuisde het gezin naar het nabijgelegen buurtschap Vinkenbroek. "Tot ik dertien jaar was ben ik in Wouw naar school gegaan. Op klompen. En er lag vroeger dikwijls sneeuw op de baan, hoor." Op een gegeven moment hadden ze wel een fiets thuis. "Maar die ging niet mee naar school. Op zondagen leerden mijn broers en ik elkaar rijden. Eentje op het zadel, vastgehouden door de andere twee."

Crisisjaren

's Avonds las ze thuis de krant voor aan haar vader. "Die was niet naar school geweest. Over sport stond er nog niet zoveel in als nu, maar het ging al wel over voetbal, schaatsrijden en fietsen." In 1932 kreeg Wouw een eigen wielerkoers: de Ronde van Wouw. "Die rondes werden allemaal gewonnen door Belgen", herinnert ze zich nog. "Maar het hele dorp kwam wel kijken."

'Thuis las ik mijn vader de krant voor'

De meeste mannen moesten intussen twee keer per dag te voet naar Roosendaal. "Om te stempelen. Mijn vader ook. Verder moest de kachel uit", weet ze nog over de crisisjaren. Gesmokkeld werd er ook veel. "Uit Roosendaal reden ze 's nachts langs met hun vrachtje. Terug uit België brachten ze suiker mee."

Kermis

Haar man leerde ze in 1939 kennen. "Op de kermis in Oudenbosch", vertelt ze. "Dansen in cafés", daar bestond zo'n kermis uit, al stond er ook wel een zweefmolen. "Maar dat schommelen, daar kon ik niet goed tegen. Dansen kon ik ook niet goed, maar leuk vond ik het wel. Mijn man kon het trouwens wél goed." Samen woonden ze ruim zestig jaar net buiten Nispen, waar hij vandaan kwam. "Pas een week na de beschietingen in 1944 zijn we in het dorp gaan kijken. De meeste boerderijen hadden flinke schade." Ook de oude Nispense kerktoren was opgeblazen. De nieuwe was gereed in 1958. "Op een zaterdag zou het kruis erop gezet worden, met een helikopter. Het was héél warm en er kwam veel volk op af, ook van buiten het dorp. Maar het ging mis: ze kregen het kruis die dag niet op de toren." Gefeest werd er evenwel. "'s Nachts hoorden we iedereen nog zingend voorbij het open slaapkamerraam lopen. Ik geloof dat ze allemaal dronken waren in Nispen", glimlacht ze. "Zondagochtend lagen overal pakjes shag en sigaretten en lege frietbakjes, toen we naar de kerk liepen. Naderhand hebben ze het kruis er nog wel op gekregen." Na verschillende pogingen, waarbij het kruis zelfs een keer van de helikopter losschoot en in een weiland belandde.

Veranderingen

Niet zo mooi", vindt ze het, om zo oud te worden. "Naaste familieleden en vrienden zijn allemaal al weggevallen. Maar bijzonder is het wel. Niet iedereen wordt honderd." Ze heeft dan ook veel zien veranderen. "De komst van de elektriciteit, dat was toch wel de grootste verandering. Daarmee kwam de radio in huis en later de televisie. Wij kregen pas vlak na de oorlog elektriciteit thuis. De radio hebben we dus niet hoeven inleveren. En we hoefden dus niet meer met petroleum te sleuren voor de lampen."[l]