De miniatuur
De miniatuur Toni Raats

Twee historische Roosendaalse muzikale miniaturen afgestoft

ROOSENDAAL - Een jubileumjaar is een mooie gelegenheid om rond te snuffelen op de zolder van onze stadshistorie. Jan van Nassau van Oòns Taoltje trof er de twee oudste liederen over Roosendaal. Hij benaderde het bestuur van de Open Monumentendag met het idee om in dit jubileumjaar aandacht te besteden aan deze unieke historische nalatenschap.

Vervolgens werden de Heren van Stramien aangezocht, een klein mannenkoor uit Roosendaal, met de vraag of het gezelschap daar iets mee wilde doen. De heren zijn ermee aan de slag gegaan en hebben de liederen opnieuw laten arrangeren door de befaamde Nederlandse componist en arrangeur, Jetse Bremer. Daarom staat er bij de start van Open Monumentendag iets bijzonders te gebeuren: de première van twee eeuwenoude Roosendaalse pareltjes in een afgestofte versie.
Een clachtelijck liedeken van Roosendael stamt uit 1594. Het komt uit Een nieu Devoot Geestelick Lietboeck van Nicolaes Jansens, koster van ‘die desolate Kercke tot Roosendaele’. Het verhaalt over het door oorlogsgeweld geteisterde Roosendaal, waarvan veel inwoners zijn gevlucht en de weinige die achtergebleven zijn ‘met droefheid zijn doorwond’. Met weemoed wordt teruggekeken naar de tijd dat het de plaats voor de wind ging: ‘u schoon timmeragie, die so vastelijck was ghefondeert’ , de ‘couragie vant wit roosken’, de ‘schuyten met Turf ghelaen’ en de daarmee gepaard gaande ‘neeringhe’. Zonden en boosheid zouden de oorzaak zijn van alle plagen die Roosendaal troffen. Maar besluit de dichter, er is altijd hoop op herstel en nieuwe tijden als de inwoners zich tenminste niet overgeven aan zonden en zich met God verzoenen: ‘In u lijden in dit dal zal Godt u noch eens ghenesen als het hem believen sal.’

Liedboek
De Drie Ghesellen uyt Roosendael stamt uit een liedboek dat door Hans de Laet in Antwerpen is gedrukt in 1584. Het liedboek draagt als fraaie titel Een nieu Lusthofken, beplant met schone ende Amoureuse Liedekens. Met aanwysinghe van de Voysen der Liedekens. De titel zegt al genoeg. Dit lied gaat niet over ellende of te betrachten godsvrucht, hoewel het ook hier voor de hoofdpersonen minder goed afloopt. Drie knapen uit Roosendaal trekken naar Antwerpen om de bloemetjes eens goed buiten te zetten. Onderweg beroven ze een koopman van zijn kronen. Dat er niet alleen kwaad in de drie zit, bewijst de jongste gezel. Hij stelt voor de buit te delen, zodat de koopman zijn werk kan blijven doen en zij ruim voorzien verder kunnen trekken om een fijne tijd te beleven. De oudste van het stel wuift dat schikkingsvoorstel echter bruut van de hand. Als ze in Antwerpen komen wacht hen een grote teleurstelling. In plaats van de ‘vrouwkens schone’ worden ze op de pijnbank gelegd: ‘Nu zynder al ons leden laem, wat zullen wy gaen beghinnen?’
Deze twee ‘nieuwe’ liederen omlijsten de opening van Open Monumentendag. Gedurende de dag zijn ze op verschillende plaats opnieuw te horen, daar vergezeld van meerdere schone ende Amoureuse Liedekens
En dinsdag 11 september 20:00 uur in de schemering van de zomeravond, zijn de liederen in een compleet historische programma met vertelsels en carillonmuziek nog eens te horen in de unieke ambiance van de Tongerlotuin. [l]