Column Jan Zwemer: 'Vroeg sportverslag'

Het was waarschijnlijk het allereerste sportverslag in een Zeeuwse krant: over het ‘vuistgevecht’ tussen Maddox en Richman aan de zuidoostpunt van Engeland bij Margate. Het gevecht viel dan ook in een ongewone periode, de Engelse bezetting van Walcheren gedurende de tweede helft van 1809. In de Middelburgsche Courant van 31 augustus kregen de Middelburgers een smakelijk verslag dat vooral hun 7.000 Engelse militaire gasten zal hebben geïnteresseerd. Weinigen zullen hebben geweten, zoals het bericht veronderstelde, dat George Maddox,‘eerder een verschrikkelijk dan kundig boxer’, al 25 jaar iedereen had verslagen. Na tien ‘toeren’ was Maddox’ hoofd echter ‘afgrijzelijk geteisterd’ en na 52 minuten werd hij verslagen weggeleid. Uiteraard waren weddenschappen afgesloten, mogelijk ook door de Engelse militairen in Walcheren, die vlakbij Margate, in Ramsgate, aan boord waren gegaan van de troepenschepen die hen op Breezand hadden afgezet. Het verslag werd om onbekende redenen herhaald in de Middelburgsche Courant van 8 september.

Zo vreemd als een boksgevecht en weddenschappen op een winnaar waren voor de mensen in Walcheren, zo vreemd waren het Zeeuwse landschap en sommige gewoonten voor de Engelsen. De officier van het 81e Regiment die zijn ervaringen tijdens de campagne neerlegde in veertien brieven naar een bevriend officier in Engeland, had bijvoorbeeld deelgenomen aan strooptochten in Zuid-Beveland. Hij schreef dat de wegen daar allemaal wat verhoogd waren aangelegd maar besefte niet dat hij had gereden op wegen die op binnendijken waren aangelegd. Historische kennis had hij toch al niet veel, uiteraard geen wonder voor een militair. Hij dacht dat de grote hoeden van de Walcherse boeren afgekeken waren van de Spanjaarden, die intussen al 235 jaar uit Walcheren waren verdreven. Verder had hij erg moeten lachen om de potsierlijke aanwezigheid van beelden en attributen uit de sfeer van de scheepvaart in tuinen. ‘Neptunus zwaait zijn drietand over een akker met kolen en je vindt een schip met volle zeilen in een zee van peterselie.’ Het gewas zal wel hebben gestaan op land van de vele pas gesloopte buitenplaatsen. Wat zijn bewondering echter opriep was de vaardigheid van kwajongens die leerden klimmen in ra’s die vastgemaakt waren aan de grotere bomen. Een echt zeevarend volk, vond hij, net Engelsen![l]