Onuitgesproken preek

Veel preken van dominees en pastoors worden wel uitgesproken, maar nooit uitgegeven. Met in elk geval één preek ging het andersom: ze werd nooit uitgesproken, maar wel uitgegeven. Tussen het moment waarop de preek uitgesproken had moeten worden en de uitgave, lagen meer dan vijftien jaar. De reden voor de uitgave was dan ook een bijzondere: geldgebrek.

De preek had gehouden moeten worden in de laatste week van het jaar 1802, in de dorpskerk van Grijpskerke. Pieter Dekker, een rijke boer die twintig jaar tevoren de heerlijke rechten van zijn woonplaats had gekocht en dus ambachtsheer was (en secretaris) van Grijpskerke, was op de dag voor Kerst op 61-jarige leeftijd overleden. De predikant van het dorp, ds. Daniël van der Hoek, zou de uitvaartdienst leiden en schreef een preek uit. Kort voor de dienst zou beginnen, kreeg de 79-jarige Van der Hoek echter zware koorts. De dienst kon hij niet meer leiden en hij overleed op 7 januari 1803 aan de betreffende ziekte. Tussen de boedel van de dominee bleef de preek bewaard.

Van der Hoek had tenminste drie zoons, die alle in Goes woonden: een notaris en twee apothekers. Eén van hen, Willem, ging het niet voor de wind. Er rustte in 1811, vele jaren na zijn aankomst in Goes, nog altijd een hypotheekschuld op zijn pand aan de Grote Markt. Door ‘de tijdsomstandigheden’ oftewel de Franse bezetting die tot 1813 duurde, leed hij ‘zeer vele bankroeten’ oftewel hij ging een aantal keren failliet. In april 1817 liet hij een advertentie plaatsen in de Middelburgsche Courant waarin hij aankondigde dat hij de laatst geschreven preek van zijn vader zou laten drukken ‘op begeerte van vele lieden in Walcheren en ook door mijn bovengemelde omstandigheden’. Het boekje zou een gulden kosten en de voorintekenaren werden erin vermeld. Willem gaf ronduit toe dat de opbrengst mede bedoeld was om hem en zijn gezin financieel te steunen; hij was op zoek naar nieuwe bestaansmogelijkheden. In 1818 werd de preek gedrukt als ‘Laatste onuitgesproken leer- en lijkrede van D. van der Hoek over Psalm 39 : 6, op het afsterven van Pieter Dekker, ambachtsheer van Grijpskerke en Poppendamme'.[l]