Koetsier Drie Hoefijzers. FOTO JOHAN VAN GURP
Koetsier Drie Hoefijzers. FOTO JOHAN VAN GURP Foto: Johan van Gurp

Geen suisse maar hondenslager in Grote Kerk

BREDA - In het stadsbeeld was de bedrijfskoetsier een vertrouwde verschijning. Hij was in dienst voor de Kwatta, de Brouwerij en Van Gend&Loos. Op de kar van Van Gend& Loos de vele te bezorgen pakketten. De Drie Hoefijzers had een kar bespannen met krachtige paarden. Boven en onder de vaatjes bier. In 1980 werd de koetsier opgemerkt op de bierkar vlakbij de Wilhelminabrug.

DOOR RINIE MAAS

Vooropgesteld dat stalhouderij Joosen grossierde in koetsiers kwam de koetsier als taxichauffeur in het dagelijks verkeer hier minder voor. Hij werd door Joosen ingezet op aanvraag voor bijzondere gelegenheden zoals bij de opening van het Novotel door burgemeester Merckx met aanhang. Ik was daar bij om een verslagje te maken. Het staat me helder voor de geest. Maar om de koetsier te zien die publiek vervoerde moest je in Amsterdam zijn.

Aapjeskoetsier

In de hoofdstad bewonderde ik de architectuur van Berlage en over de brede lanen stalperden de paarden van de koetsier naar Carré in rok en met een knalrood vest aan en daarboven een sneeuwwitte hoed, die in Breda door Joosen werd ingevoerd. Niet verwonderlijk dat de man van de paardentaxi daar 'aapjeskoetsier' heette.

Vinkenvanger

Groots van karakter in de stad waren de paarden die de lijkkist droegen naar de laatste rustplaats van de van de overledene op Zuylen. Schamel stond hier, jaren dertig, tegenover de hondenkar van de groenteboer met een volgepropte lading zacht fruit. Een harde tijd. En we waren toen niet zo lief voor de slurfachtigen, die in circussen droevig rondsjokten in de piste. De hier eerder vertoonde berenleider misbruikte de gemuilkorfde beer om kunstjes te vertonen. De vinkenvanger was een voor de oorlog in de stadstuinen werkzame beroepsbeoefenaar. Meestal was hij ergens in dienst. Vinken werden gevangen om de grote vogels, vaak roofvogels, te lokken om te braden in de pan.

Zangwedstrijd

De tit, de Tat, de tijger en Zoeloe, vier broers, woonachtig aan de Middellaan, een laan die schitterde door breedte en grote tuinen achter de huizen, waren bekende vinkenvangers. Tussendoor deden zij ook mee aan zangwedstrijden in de vishal waarin de vogels hun prachtige vogelenlied ten gehore brachten. De Tit bezigde, als hij kwaad was, een gevleugeld gezegde: 'zullen we even 'titten' dan kunde van mijn tatten krijgen'. De vink zingt het mooist bij avond. Zijn broer, De Tat merkte op dat voor dit doel Jan Tuf, een niet zo geacht heer in hun midden, de oogskes van zijn vink had dichtgeschroeid. Toen heeft de Tit 'tatten' uitgedeeld totdat de dierenbeul in de haven lag.

Hondenslager

Geen Suisse maar hondenslager in de Grote Kerk alhier, al is het wel wat langer geleden. Met een zweep en een stok sloeg hij katten en zwerfhonden uit het huis van God. Een wild-plasser kreeg een stamp onder zijn gat. En ook de jeugd. afgeleid door andere bezigheden konden op een tik rekenen. De koddebeier, een term die men in de krant menigmaal aantreft, was een veldwachter. Hij was gespecialiseerd om stropers te vangen. Het stropen van nu is een misdrijf maar het aloude stropen was een bezigheid die het volk dulde.

Stroper

Er moesten in de grote gezinnen veel monden worden gevoerd. De gang naar de Nachtmis in bittere koude om 5.00 uur was er, dankzij het vooruitzicht van haas of konijn, minder zwaar door. Jonge stropers zaten vast op de tuchtschool voor een half jaar; bij het betreden van verboden terrein één jaar. Met verbazing heb ik bij het BHIC in s'Hertogenbosch honderden van die geregistreerde vergrijpen gezien om vast te leggen in het boek 'Jeugd van den Heyacker'. Absurd die hoge en zware straffen. (Het gezegde 'vroeger was alles mooi…maar het is goed dat het voorbij is', lijkt me hier van toepassing).

IJssnijder

De ijssnijder is een beroep geweest van de onverschrokkenen. Er is veel moed voor nodig om hartje winter zich te beijveren om enorme blokken ijs uit de Mark te snijden. Het was een risiocovol beroep omdat nooit aan de kant met sneeuwijs werd gewerkt maar voor het hardste en zwarte ijs midden op de rivier. De ijssnijder was nodig om 'De Noordpool' te bedienen aan de Markendaalseweg waar het vlees van 32 Bredase slagers werd gekoeld.

Loopjongen

De krullenjongen is een beroep van formaat geweest zoals dat ook de loopjongen was. Ik ben loopjongen en correspondent 11305 geweest bij Dagblad De Stem, stadsredactie, onder leiding van Gerard van Herpen. Alle lijnen komen bij de loopjongen bijeen. Hij licht de post uit de brievenbus en ontlast de redactie van werk door ingekomen berichten te bewerken; treinbrieven te halen en de Tour te volgen bij archivaris Klaassen voor de uitslagen. Mijn vriend veegde de houtkrullen op bij het timmerbedrijf Brekelmans. Onderaan de ladder werd hij krullenjongen genoemd. Ook dat beroep is vergane glorie. [l]