Ad van de Kreeke is een kersverse Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. FOTO EDWIN MIJNSBERGEN
Ad van de Kreeke is een kersverse Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. FOTO EDWIN MIJNSBERGEN Foto: Edwin Mijnsbergen

'In het café ontmoet je nu eenmaal iedereen'

MIDDELBURG - De kreet ‘Wij zijn de stad’ kent iedereen in Middelburg, maar wie zijn ‘wij’? In de rubriek ‘Zij zijn de stad’ zet Edwin Mijnsbergen bekende en minder bekende Middelburgers in de schijnwerpers. Op zijn geheel eigen wijze beschrijft hij wie zij zijn, wat zij hebben met de stad en met hun stadsgenoten. Deze week: Ad van de Kreeke.

DOOR EDWIN MIJNSBERGEN

De 71-jarige Ad van de Kreeke vindt het mooi dat hij net is benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, maar trots? Dat zou overdreven zijn. “Een politicus moet soms ijdel zijn en benadrukken waar hij goed in is, maar dit is iets anders.” De Middelburgse D66’er en voormalig directeur van patiëntenorganisatie Klaverblad Zeeland heeft sinds 1970 vrijwilligerswerk gedaan voor 35 organisaties, maar hij lijkt liever te praten over zijn politieke werk. Ook voor dát werk had hij in 2018 een lintje kunnen krijgen, maar dat weigerde hij.

Dat hij graag praat over politiek komt goed uit, want juist daar wil ik deze zondag graag iets meer over horen. Ad is voor mijn gevoel een van de meest zichtbare politici van Middelburg. Ik kom hem vaak tegen op straat, maar ook in de Middelburgse horeca. Ik zie dan hoe hij van gedachten wisselt met Jan en alleman. Zijn naam duikt ook vaak op in dossiers die mijn persoonlijke interesse hebben, zoals de verruiming van de openingstijden van diezelfde horeca. Is dat nou toeval, of is Ad écht veel onder de mensen? “Nou, het is wel waar hoor, maar ik denk dat iedere politicus zichtbaar is in zijn eigen kringen. Ik kom nu eenmaal graag in het café, omdat ik daar iedereen ontmoet. Daar zijn overigens misverstanden over. Toen ik pleitte voor een verruiming van de openingstijden van de Middelburgse cafés sneerden sommige collega’s dat ik daar een voorstander van zou zijn om zelf langer te kunnen drinken. Maar je hebt een punt. Er zijn zat collega’s die nog het nodige aan hun zichtbaarheid kunnen doen."

Dweilorkest

Misschien heeft het ook wel te maken met de achtergrond van Ad. Als zoon van een Zeeuwse vader groeide hij op in Bergen op Zoom. In Brabant is de horeca als ontmoetingsplaats de gewoonste zaak van de wereld. Ad woont al achttien jaar in Middelburg en heeft het hier zó goed naar zijn zin dat hij er waarschijnlijk nooit meer weg zal gaan, maar helemáál los van zijn geboorteplaats is hij nog niet. Eens per jaar is hij er te vinden voor de viering van carnaval. Hij is al 29 jaar voorzitter en spelend lid van dweilorkest De Kragge.

Maar het draait niet alleen om gezelligheid, in het leven van Ad en zijn vrouw Esther. Ad is zeker vier tot vijf uur per dag kwijt aan dingen die wel lijken op werk, maar die voor hem niet als zodanig voelen.

Hij is geen raadslid meer, maar als fractieassistent heeft hij zijn handen nog vol aan allerlei lastige Middelburgse dossiers, zoals de Trekdijk en het grondbedrijf. Hij leest zich niet alleen in, maar doet zelf ook veel onderzoek. Een van de centrale vragen die hij daarbij stelt is: ‘Waarom doen we als gemeente wat we doen?’ “Als dat ene bedrijf of die ene organisatie voor precies dezelfde grond veel meer of minder betaalt per vierkante meter, dan wil je toch weten waarom dat zo is?”

Aan het vuur waarmee Ad praat over allerlei lokale kwesties merk je dat hij nog steeds bevlogen is en nog lang niet van plan is om op zijn lauweren te gaan rusten. Welk lokaal onderwerp je ook aansnijdt bij hem: hij heeft er iets over te zeggen. In een kwartiertje raas je met hem langs onderwerpen als burgerparticipatie, het Molenwaterpark of het ongenoegen van sommige ondernemers.

Als je hem er over hoort vertellen zie je opeens voor je hoe hij op zondagavond met zijn vrienden Gerrit Schoenmakers en Piet Kraan zit te bomen over die netelige kwesties. Die discussies lopen af en toe hoog op, naar het schijnt. “Dat klopt. We mogen dan vrienden zijn, dat betekent nog niet dat we het politiek altijd met elkaar eens zijn."[l]