Mee 'n ééndere deun en ééndere… wijnsbraauwe (Fotocollage STOEP)
Mee 'n ééndere deun en ééndere… wijnsbraauwe (Fotocollage STOEP) Foto:

Chapeau: Oòns Taoltje, aflevering 333
KOP: Riek en Driek

Door Jan van Nassau

In de vorige aflevering hebben we Nil van den Hil de ruimte gegeven om weer eens zijn zeggeske te doen, dit keer over het potjeslatijn "wa da me nou feitelijk wir op 't vaon van 't narrestafke van d'n Tullepetaon kunne zien staon''. Mark Stuij, tot afgelopen "asselewoenstag'' beter bekend als prins Markus I, verklaarde de spreuk onder meer als een verwijzing naar de periode toen Roosendaalse carnavalsvierders nog bekend stonden als "stoepschijters". Dit lezende dacht ik meteen: "Ge zijd abuis, kèèrel". Niet alleen onze carnavalsvierders maar feitelijk alle inwoners van Roosendaal staan of stonden bekend als stoepschijters. De carnavalsvierders onder hen kregen op 17 januari 1970 van Prins Jan I te horen dat ze voortaan aangesproken zouden worden als "Tullepetaone". We zullen er maar van uitgaan dat alle Roosendalers tijdens de carnavalsdagen zo genoemd (mogen) worden. Kortom "stoepschijter" is van oudsher een schimpnaam en voor zover bekend nooit een officiële carnavalsnaam voor de Roosendaler geweest, terwijl tullepetaon, aanvankelijk ook bekend als schimpnaam, op zeker moment door de Roosendaalse carnavalsorganisatie geadopteerd is en, als ware het een geuzennaam, verheven werd tot carnavalsnaam. Over stoepschijter valt nog veel meer te vertellen, maar dat bewaar ik tot een volgende keer. Wanneer hoorde u het woord stoepschijter voor het eerst en in welke omstandigheid was dat?

        

Roosendaol(d)er

Ook in de oudste carnavalsliedjes van Roosendaal, dus in die van vóór 1970, komt het woord stoepschijter niet voor en er wordt ook niet op gezinspeeld. In 1955 was er in Roosendaal, wellicht voor het eerst, sprake van georganiseerd openbaar carnaval in de vorm van een kinderoptocht. In het verslag van die optocht in de krant wordt opgemerkt dat de twee boerenkapellen die meetrokken als vanzelf in de stemming kwamen en op het laatst geen redelijke boerenmars bliezen maar… alleen nog maar Carnavalsdeuntjes! Ik neem aan dat de deelnemertjes daarbij o.a. teksten als "Ziet de boerinnekes d'r rokskes zwaaie" en "Falderie, faldera" hebben lopen zingen. Bij de diverse carnavalsbals was ook sprake van steeds dezelfde eindeloze "pollenaises" en, aldus de krant, ook van hetzelfde, steeds terugkerende "Mijn Moeder heeft…", waarvan de tekst verder geen papier verdragen kan, maar de melodie onder andere ook het hele Krabbegat vervult. We mogen wel zeggen dat "Falderie, faldera" dus ook in Roosendaal toonaangevend was. In 1956 ondernam de nog maar net in het leven geroepen Roosendaalse boerenraad een verwoede poging om een geschikte tekst te schrijven voor een kindercarnavalslied op de melodie van "Bij ons in de Jordaan". De boerentekstdichters kwamen meteen op het idee om er "Bij ons in Roosendaol" van te maken en verder ,,Daor viere-me nou leutig kiendercarnaval; Ik docht dagge wa zee, Kom sprieng en zieng en lach nou leutig mee ons mee, Allee!!!!! Bij ons in Roosendaol, daor ist altijd goed vor groot en klein, daor is de toekomst aon de jeugd en da gift altij vreugd, Omda me echte Roosendaolers zijn." De laatste versregel laat aan duidelijkheid niets te wensen over: we zijn echte Roosendaolers (…). Onze eigenste Kees Dekkers schreef het in 1919 nog zo op: ,,….al bakke z' op 'n aander ok wel brood, daor is vor n'n Roosendaolder toch mor één Roosendaol!''. Volleges Keeze zijn me dus Roosendaolders (…). Stoepschijters komen bij hem niet aan bod.

De platte boender

Intussen valt er weer een tipje op te lichten van de sluier over de tekst van het carnavalslied van 1957. Bij STOEP (Stichting Tullepetaonse Oud'eede en Prullaria) is onlangs een doos met carnavalsfoto's bezorgd, de nalatenschap van carnavalsiconen Henk en Rietje van Loon. Henk van Loon was o.m. prins carnaval van de Kroningswijk en ook vanaf het begin in 1956 lid van de Roosendaalse boerenraad. Als Prins Driek I maakte hij ook zijn entree op de bals van het Oranje Comité. Zo ook op het Oranjebal (openingsbal) op vrijdag 8 februari 1957. Op het podium van de Eratozaal ging hij voor in de leut, liet hij de "Helf gebooje" voorlezen door "de grote boer" (Leo van Aken), die als "Hartikel negen" proclameerde: "Gewoon dweile as alle dweilen" (…). Eerder had Toon Rademakers op het podium ook de tekst ontrold van het carnavalslied: "Hup, zand, zeep" de benen van de vloer!. Welnu, lang is er al gezocht naar de volledige tekst van dat carnavalslied, op de melodie van "Sansee de platte boender". Maar tot op heden nergens te vinden, tot in de doos van Henk en Rietje een foto bleek te zitten waarop de ontrolde tekst gedeeltelijk te zien is. Ik heb al een voorzichtige poging gedaan om de zichtbare tekst een plaats te geven in het refrein van Zwarte Riek: (Hup zand zeep de platte boender), (La la la-la) in ut laand, (La la la la-la) vermomme, (La la-la-la la la-la-la de k)aant, (La la la la) allee, (La la la la h)atsjee, (La la la la-) carnaval (la la-la-la la-la-la zwi)er, (Hup zand zeep de platte boend)er, (En allemaol de benen van de vlo)er. Nu blijf ik hopen dat er ergens nog meer foto's van dat Oranjebal in 1957 te vinden zijn en dat daar dan de volledige tekst op te zien is. De Tullepetaonse stoepschijters moeten dus allemaal nog eens goed zoeken. De melodie is makkelijker te vinden. Sansee de platte boender staat op YouTube. Reacties: Oòns Taoltje, p/a Middenstraat 44, 4702 GE Roosendaal, telefoon 0165.545561, e-mail: jwvannassau@kpnmail.nl. [l]