Zeemeeuwen

Hoe twee Zeemeeuwen in deze moeilijke tijd naar de mensen kijken.

Een vrouwtje zeemeeuw had haar nest in het hoge gras gemaakt. Er lagen vijf eieren in. Tijdens het broeden kwam het mannetje haar vaak gezelschap houden. Om de tijd te doden keken ze graag naar de mensen die over het zandpad naar beneden liepen. Ze wilden allemaal van de rust en frisse zeelucht genieten. Maar nu is het Coronavirus ineens de spelbreker. De mensen moeten thuis blijven en zo min mogelijk in groepjes op straat of winkels vertoeven.

Een paar uur na zonsopkomst komen de eerste mensen het zandpad afgelopen. De mannetjes zeemeeuw zag iets dat hem verraste: “Hé, die mevrouw met haar Chihuahua komt toch altijd alleen naar het strand.”

Vrouwtje zeemeeuw zag het ook en riep verbaast: “O ja, je hebt gelijk, er is nu een man bij haar en nog een knappe ook. Gossie, ze ziet er zo gelukkig uit. Ze straalt gewoon.”

“Tja, dat komt door dat virus natuurlijk. Hij werkt nu zeker thuis en kan zelf zijn uren bepalen. Toch goed voor de liefde, dat virus”, antwoordde het mannetje.

Tien minuten later rende een hond blaffend het pad af naar het water. Een ouder echtpaar had het wat moeilijker om door het rulle zand te lopen. Zij stopte even om op adem te komen en hij wachtte geduldig totdat ze verder kon. Met een liefdevolle blik keek ze hem aan en zei: “Wat fijn dat we ondanks dat stomme virus dit nog even kunnen doen en dat we ons thuis ook kunnen vermaken.”

Hij knikte en kuste haar gerimpelde hand.

De meeuwen die anders zo bijdehand en brutaal waren hadden moeite hun tranen te bedwingen. Het zorgzame vrouwtje begon de eitjes een voor een om te keren en daarna stapte ze uit het nest. Zo, nu is het jouw beurt. Ik ga mijn poten even strekken en wat mosselen zoeken. Ik rammel ondertussen van de honger.”

Hij kroop als echte, goede aanstaande vader, gelijk op de eieren en hij viel daarbij gelijk in slaap.

Een uur later kwamen er een heleboel uitgelaten kinderen het pad af stormen. Achter hen kwamen de uitgeputte ouders aanlopen. Ze hadden kringen onder hun ogen en op het strand lieten ze zich gelijktijdig in het zand vallen. Met een zware zucht riep de moeder: “Niet te dicht bij het water! En "Jan laat Lucy met rust!"

Vader had geen zin om nog te schreeuwen of te sussen, dat had hij thuis al genoeg moeten doen. Even relaxen, even rust in zijn hoofd. Dat virus heeft het alleen maar moeilijker gemaakt. Vier kinderen die niet naar school mogen en zelf konden ze ook niet werken. Er moet toch brood op de plank komen en het liefs met beleg.

Hij zag het soms niet meer zitten. Gelukkig had hij haar, zijn lieve Eva. Zij was ook moe, maar ze liet zich niet door dat virus verslaan. Ze probeerde alles te sussen en van de positieve kant te bekijken. “We zijn er nog allemaal en we kunnen tegen een stootje”, zei ze steeds weer.

Na een half uur stond moeder op en riep de kinderen bij elkaar: “Jongens, hier komen! We hebben nu lang genoeg genoten en we mogen niet te lang en ver van huis zijn. Nu kunnen andere mensen ook even van het strand genieten. Vader stond met enige tegenzin op maar regels zijn regels.

Vrouwtje zeemeeuw kwam krijsend aangevlogen en landde naast het nest. “Heb je dat gezin gezien. Ik zou knettergek van die kinderen worden, geef mij maar meeuwenkinderen”, zei ze gepikeerd.

Ja, maar meeuwenkinderen komen later nooit meer op bezoek bij je”, antwoordde het mannetje.

"Dan leg ik toch gewoon weer eitjes”, lachte ze vrolijk.

"Sttttt... stil.”, fluisterde zij ineens. “Er komt een hond het pad af. Het is zo'n snuffelbeest en hij komt recht op ons nest af.”

Ze keek hem aan en zei streng: ”Jij bent de sterkste en de grootste van ons twee, dus jij moet het nest beschermen.”

Een kleine Beagel kwam steeds dichterbij het nest. Hij raakte opgewonden en begon zijn lippen af te likken. Vlak voor het nest bleef hij stilstaan. Zijn ogen waren wagenwijd opengesperd en hij wilde tot de aanval overgaan, maar hij had zich vergist in de dappere ouders van de eitjes.

Vader zeemeeuw sprong op hem af en pikte de hond in zijn snuffelneus. Moeder hielp hem 'n handje door de hond in zijn achterste te pikken.

De hond had het nakijken en hij liep jankend naar zijn baasje. Die snapte er niets van en schudde alleen zijn hoofd en zei”, moet je maar niet je neus overal insteken.

Met een opgelucht kopje zei moedermeeuw. Dat hebben we samen toch maar goed gedaan hè.

Samen staan we sterk.

Er kwamen ineens weer mensen aan. Dit keer waren de mensen aan het bekvechten. De vrouw met rode haren schreeuwde: “Je kunt toch niet de hele dag in je luie stoel zitten. Nu dat we niet weg kunnen door het Coronavirus en jij niet mag werken, kun je toch wat aan onze lelijke muren doen. Ik heb het behang al maanden in huis, maar meneertje heeft nooit tijd. Nou is er tijd in overvloed en je vertikt het gewoon. Ik heb de keuken al gedaan en ik heb de garage en schuur opgeruimd. Nu is het jou beurt hoor.”

De man die er uitgeput uitzag zuchtte diep en antwoordde zacht: “Je hebt gelijk, ik ga morgen wel behangen schat.” Hij had een hekel aan ruzie maar verwenste het virus en verlangde naar zijn rustige baan op kantoor.

“Tjonge tjonge, wat een stel was dat. Wat ben ik blij dat ik geen mens ben. Laat mij maar gewoon een meeuw zijn. Vrij in de natuur, geen huis waar je in moet klussen en geen zorgen om eten. Ik ben gelukkig zo en wij hebben geen last van dat virus”, zei de mannetjes meeuw.

Anders ik wel, maar ik hoop dat alles toch weer de oude word. Ik vind het voor de mensen zielig en eng. Dat alles anders wordt is zeker, maar de mens is veerkrachtig en ze kunnen een heleboel aan. Dat virus krijgt ze niet klein.

Alja de Moor, Bergen op Zoom. [l]