Voor het oude raadhuis staat tegenwoordig de dorpspomp. FOTO 'T SANDT DAER BUIJTEN
Voor het oude raadhuis staat tegenwoordig de dorpspomp. FOTO 'T SANDT DAER BUIJTEN Foto: Collectie heemkundekring Standdaarbuiten

Bouw oude Raadhuis ging met vallen en opstaan

STANDDAARBUITEN – De bouw van de twee vorige raadhuizen in deze serie, Klundert en Willemstad ging honderden jaren geleden van een leien dakje. Ze werden geschonken door Prins Maurits aan het eind van de zestiende eeuw. In Standdaarbuiten waren ze niet zo gelukkig daar moest de bouw van het Raadhuis uit eigen middelen worden bekostigd. Dat ging, zoals in veel kleine dorpen, niet vanzelf.

DOOR TIES STEEHOUWER

Na het ontstaan van het dorp in 1526 heeft het bijna 200 jaar geduurd, eer de magistraat de beschikking kreeg over een eigen lokaliteit. Al die tijd moesten schout en schepenen hun werk doen in een herberg, terwijl de secretaris dat thuis deed. Deze situatie werkte misstanden in de hand zoals slemppartijen en slordigheden.Vanuit de Staten-Generaal was het houden van vergaderingen in herbergen streng verboden maar er werd geen zak met geld bij gegeven zodat er geen eigen gebouw van de grond kwam. Nog in het begin van de achttiende eeuw werd er in Standdaarbuiten vergaderd in herbergen. Dat betekende onder andere dat de rekening van de verteringen erg hoog was. Zo was die in 1711 bijna 10 procent van de jaarlijkse uitgaven van het dorp.

1712

Pas in 1712 kwam er een einde aan deze misstanden. Tot schout werd toen benoemd Jean Faure. Hij kocht een huis aan de tegenwoordige markt en richtte daar een "rechtkamer" in. Hij betaalde er 495 gulden voor. De gemeente huurde voor 25 gulden per jaar de rechtkamer en men moest hetzelfde bedrag betalen voor vuur en licht. De rest van het huis werd verhuurd als woning. Faure zelf bleef in Oudenbosch wonen. Na het overlijden van schout Van Rijssen in 1792 besloot het dorpsbestuur het huis te kopen voor 1250 gulden. Standdaarbuiten had nu een eigen dorpshuis. De grootste kamer daarvan werd ingericht als raadkamer. Een ander vertrek werd arrestantenkamer en twee kleinere vertrekken werden als woning verhuurd aan de justitiedienaar en de gerechtsbode. Zij konden meteen als gevangenbewaarder optreden.

Slechte staat

Of het gemeentebestuur en kat in de zak had gekocht is discutabel maar kort na de aankoop bleek wel dat het huis in slechte staat verkeerde en dat er geen geld was om het op te knappen. Dat laatste kwam vooral door de inval van de Fransen in 1793. Daarbij kwam dat men ook nog het huis van de schoolmeester moest onderhouden dat ook bouwvallig was. Men sukkelde nog even door maar besloot toch om in 1836 wegens bouwvalligheid het gemeentehuis te verkopen en de opbrengst te besteden aan het opknappen van het schoolhuis. De schoolmeester moest dan wel een gedeelte van zijn huis afstaan aan de gemeente. De verkoop van het stadhuis leverde 987 gulden op. Dat inwonen bij de schoolmeester beviel wel maar andersom kwamen er moeilijkheden. In 1840 klaagde onderwijzer Hubertus Snoeks over de officiële gemeentelijke aankondigingen aan zijn voordeur. De Gedeputeerde Staten namen zijn klacht serieus en drong er bij de raad op aan naar middelen te zoeken om een eigen raadhuis te gaan bouwen.

Op zoek naar geld

Omdat de kas van de gemeente, bestaande uit 1221 zielen, leeg was ging men bij de polderbesturen met de pet rond. In afwachting van de financiering ging het gemeente bestuur vast kijken naar het gemeentehuis in Rucphen. Het duurde nog tot 1853 voordat burgemeester Corstiaensen de tekeningen aan de raad voor kon leggen. Het stadhuis werd uiteindelijk door de grofsmid Adriaan Brouwers voor 2700 gulden gebouwd. Op 12 augustus 1853 was het klaar en drie jaar later kwam er een torentje op. In 1862 wilde men een nieuwe kerk bouwen maar het stadhuis stond in de weg. Afbreken en opnieuw op een andere plek opbouwen leek de oplossing. Dat plan leverde zoveel commotie op dat de Gedeputeerde Staten in moesten grijpen.

Groei

In 1862 kon het nieuwe vernieuwde stadhuis toch worden betrokken. In en na de tweede wereldoorlog namen de gemeentelijke "bemoeiingen" zo sterk toe dat er aan de achterzijde een politiekamer en cellen werden aangebouwd. In het stadhuis woonde ook veldwachter H. Baart. Toen die in 1937 vertrok greep men dit aan om de boel te moderniseren. Er kwam een burgemeesterskamer en een secretarie. De kosten waren 8245 gulden. In 1944 werd het gebouw licht beschadigd en in 1970 pakten zich donkere wolken boven het dorp samen: er werd gesproken over een gemeentelijk herindeling.

Doofpot

Het plan verdween in de doofpot zodat men weer plannen ging maken om de boel te verbouwen. Er werd 83.700 gulden geïnvesteerd. In 1980 opende de Commissaris van de Koningin Van den Harten het gemoderniseerde stadhuis. Ook in 1992 werd er onder leiding van burgemeester mevr. J. Ubaghs noch voor 551.000 gulden aan het gebouw vertimmerd maar lang heeft men daar niet van kunnen genieten omdat er in 1996 zou worden besloten dat Standdaarbuiten samen met andere kernen zou fuseren tot de gemeente Zevenbergen en later tot de gemeente Moerdijk. Twee jaar lang zat er een restaurant in en vanaf 2002 is het een Thomashuis voor mensen met een verstandelijke beperking.[l]

Het voormalig raadhuis is in gebruik als Thomashuis. FOTO TIES STEEHOUWER