Honderdduizend

Dit is mijn 281e column over de geschiedenis van Walcheren voor ‘De Bode’. Omdat alle stukjes 350 à 360 woorden lang zijn, met een gemiddelde van ongeveer 357, passeer ik in deze aflevering de mijlpaal van 100.000 woorden.

Wat voor mijlpalen waren er in de geschiedenis nog meer met het cijfer 100.000? Wanneer passeerde Zeeland bijvoorbeeld de kaap van de honderdduizend inwoners? Dat is niet zo eenvoudig. Bij de eerste volkstelling in 1795 was Zeeuws-Vlaanderen bij Frankrijk gevoegd. De Zeeuwse eilanden hadden toen 82.212 inwoners, een aantal dat in 1812 was teruggelopen tot 76.417. Samen met Zeeuws-Vlaanderen moet in die tijd het bevolkingsaantal wel 100.000 zijn geweest. Het kan heel goed zijn dat door de tijdelijke teruggang in bevolking de kaap van dit mooie ronde getal verschillende keren werd overschreden. Een keer ruim vóór 1800 en later nogmaals. De tijdgenoten zullen het echter niet hebben opgemerkt door de verdeling van de provincie over twee landen. Bovendien hadden ze wel wat anders te doen: overleven onder het vanaf ongeveer 1806 steeds dwingender wordende regime van de ‘bevriende’ Franse bezetter.

Iets minder lastig is het om te berekenen vanaf wanneer Walcheren 100.000 inwoners telde. Bij de laatste volkstelling, die van 1971, werden in de zeven toenmalige gemeenten samen 91.780 inwoners geteld. Snel nadien, in de loop van 1975 werd de honderdduizend bereikt. Per 1 november van dat jaar telde het schiereiland 100.126 bewoners, 2.314 meer dan op 1 januari 1975. Het geboorteoverschot bedroeg ruim 400, het vestigingsoverschot 1.900, waarvan ruim de helft voor rekening kwam van Vlissingen. Walcheren was daarmee de snelste groeier van alle Zeeuwse regio’s. Dat is tegenwoordig wel anders. Zuid-Beveland neemt al decennia het meest toe in inwonertal – helemaal niet erg natuurlijk.

Een en ander betekent dat de bevolking van Walcheren verdrievoudigde in 180 jaar. De volkstelling van 1795 noteerde namelijk 33.034 inwoners voor het eiland, waarvan iets meer dan de helft, 17.687, woonde in Middelburg en Middelburgs Ambacht, het platteland dat aan de stad onderhorig was. Overigens was er ook nog een gezinshoofden- en dienstbodentelling in 1807, die suggereert dat Middelburg toen veel minder inwoners telde dan in 1795: hooguit 12 à 13.000.[l]