De oude wet of de nieuwe?

Jan Zwemer schrijft om de week een column voor Weekblad de Bode. Dit is nummer 299.

Dat had Domburger Louw Louwerse niet gedacht, toen hij in de winter van 1849 op 1850 samen met Louw Verhage zijn stier de koeien van een collega-landbouwer liet dekken. Hij wist denkelijk wel dat het verboden was, want zijn stier was niet gekeurd en dus geen officiële ‘springstier’. Maar de mededeling dat hij en zijn arbeider daarmee het ‘Weekblad van het Regt’ zouden halen, zou hem verbaasd hebben. Het was natuurlijk ook vreemd begonnen: de duidelijke overtreding van het Provinciaal Reglement op de Springstieren uit 1835, was in februari 1850 niet bestraft. Louwerse en Verhage waren door het kantongerecht in Middelburg vrijgesproken. De aanklager daar was echter in cassatie gegaan en vervolgens waren de twee Domburgers door de arrondissementsrechtbank van Middelburg veroordeeld tot straffen van 75 en 25 gulden, ofwel zeven respectievelijk vijf dagen gevangenisstraf. Nu waren zij bij de Hoge Raad in cassatie gegaan. Het was immers in februari ook goed afgelopen. Nu werd hun zaak bovendien verdedigd door mr. Johannes Pols, een veelbelovende jonge Haagse jurist.

De kwestie draaide om het bestaan van twee achtereenvolgende wetten op de springstieren. De eerste was onderdeel van de eerste nationale regelgeving in het Koninkrijk Holland, onder koning Lodewijk Napoleon. Die wet op de keur van stieren dateerde van 1809. Het feit dat zij nog in een bekende uitgave van een opsomming van wetten voorkwam, voerde Pols aan om te bewijzen dat zij nog van kracht zou zijn. De jurist betoogde vervolgens dat de later gemaakte wet(ten) op de springstieren, die op verschillende punten anders gesteld waren dan die uit 1809, daarom níet rechtsgeldig waren. Eigenlijk moesten Louwerse en Verhage dus geoordeeld worden volgens de wet van 1809, die bepaalde dat eerst moest uitgezocht worden of er binnen een uur gaans niet een goedgekeurde springstier te vinden was en dat was niet gebeurd. Helaas voor de twee Domburgers volgde de Hoge Raad niet het pleidooi van Pols. De Grondwet van 1815 had alles aangaande de ‘inwendige economie’ overgelaten aan Provinciale Staten die later het springstierenreglement maakten. En de wet uit het Koninkrijk van Lodewijk Napoleon? Ach, die dateerde uit ‘eene geheel andere reeds toen lang afgeschafte Staatsregeling’.[n]