Hikziekte

Honderd jaar geleden, in 1920, was het optreden van de voorheen onbekende hikziekte misschien het meest bijzondere nieuws. Mensen moesten soms een volledige dag achter elkaar hikken, of langer. In Nederland begon het in januari in de regio Hoorn. Langzaam verbreidde de ziekte, waardoor meestal maar enkelingen getroffen werden, zich over heel Nederland. In sommige wijken, bijvoorbeeld in Helmond, leden echter hele straten eraan. Het hikken duurde soms verschillende dagen, waardoor mensen niet konden slapen en eten, en volledig uitgeput raakten. Vanaf maart deden zich sterfgevallen voor door uitputting. Inmiddels weten we dat óf een virus óf een bacterie de hikziekte veroorzaakte en dat er een relatie moet zijn geweest met de slaapziekte, een vorm van hersenontsteking die sinds 1917 bij miljoenen door oorlog verzwakte mensen in heel Europa optrad.

De slaapziekte eiste een half miljoen slachtoffers, de hikziekte veel minder. Zeeland werd er niet zwaar door getroffen. In Midden-Zeeland meldden de kranten één patiënt, in Vlissingen, in maart 1920. Het was geen ernstig geval, de patiënt beterde al snel. Verder kwamen enkele gevallen voor in IJzendijke en in Driewegen bij Terneuzen. Dat de eilandenstructuur van Zeeland besmetting tegenhield, is niet aannemelijk. Op Overflakkee kwam de hikziekte juist veel voor, met tussenpozen tot in 1925 toe. Het virus of de bacterie bereikte het eiland vermoedelijk via West-Brabant, waar de hikziekte ook voorkwam. In 1927 verscheen de laatste melding, over een geval te Breda, in de kranten van Zuidwest-Nederland. Hikziekte en slaapziekte verdwenen (nagenoeg) tegelijkertijd en vormen voor medici ten dele nog steeds een raadsel.

Middeltjes ertegen werden natuurlijk bij tientallen aangeprezen, aanvankelijk vaak in het verlengde van de gewone hikmiddeltjes. De Vlissingsche Courant meldde echter, al vroeg in 1920, verschillende simpele remedies waarvan gezegd werd dat ze de hikziekte lieten stoppen. Twee á drie schepjes suiker innemen en dan een glas water drinken zou afdoende zijn, of ook een klontje suiker, ‘goed bevochtigd’ met azijn. Iemand die ‘geen tien kon tellen of ik had de hik’ had er in elk geval baat bij gehad. Soms behaalden artsen succes door krachtig te drukken ‘op de holte boven het sleutelbeen’ en daar de vijfde halszenuw in te drukken.[l]