De linie van toezicht

De bewoners van Walcheren konden in de negentiende eeuw in het ‘vrije territoir’ wonen, maar ook in het ‘onvrije territoir’. Niet dat ze daar veel van merkten. De ‘linie van toezicht’ die het onvrije gebied vormde, moest smokkel tegengaan en was ingesteld in 1816, kort na de vorming van het Koninkrijk der Vereenigde Nederlanden. In de linie van toezicht golden beperkingen voor het vervoer en de opslag van goederen. Er mochten niet zomaar schepen worden gelost en geladen. Het terrein was dan ook werkgebied van commiezen, rijksambtenaren die er bepaalde bevoegdheden hadden.

De linie was ongeveer 2,6 kilometer breed en liep langs de hele zeekust, terwijl er ook een linie was aan de landgrenzen rondom en langs de grote rivieren. Van tijd tot tijd werden de grenzen nieuw vastgesteld. Het spreekt vanzelf dat in de eilandenprovincie Zeeland een groot deel van het gebied tot het ‘onvrije’ gedeelte behoorde. Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar de afbakening van de linie van toezicht in 1816. Die liep ten noorden van Ritthem, dwars door Oost-Souburg en ten noorden van West-Souburg en Koudekerke langs. Ook Biggekerke lag in het ‘onvrije territoir’, aldus de omschrijving van de linie westelijk van Koudekerke in de tekst van de wet: ‘langs den Neêrlandschen weg tot aan de wegeling (of laan) naar de plaats van Jan Roze, vervolgens langs het voetpad beoosten de plaats van Klaas Houterman, tot aan den rijweg; voorts langs gezegden rijweg tot aan den molen van Biggekerke.’

Ook Meliskerke lag in het onvrije gebied, evenals Zoutelande, Westkapelle, Aagtekerke, Domburg, Oostkapelle, Vrouwenpolder, Gapinge en Veere. Na Meliskerke liep de afbakening recht naar het noorden, langs de boerderij ‘Het Klooster’, over de latere Kloosterweg en over de Aagtekerkseweg naar Oostkapelle. Via de boerderijen Ter Mee en Driewegen liep de linie noordelijk om Serooskerke heen in de richting van het Huis Gapinge en vandaar, via Schellach, naar Wulpenburg. In 1835 werden daar nog ‘het eiland van Nieuw- en Sint-Joosland’ en kleine stukken van de gemeentes Ritthem en Middelburg aan toegevoegd. Nog tot na 1900 was er onvrij territoir, maar het kwam toen vooral nog in het nieuws bij smokkelzaken aan de landgrens.[l]