Worm-pik

Exoten zoals de Japanse oester of muskusrat? Het is oud nieuws. In Zeeland stonden de jaren 1730 in het teken van de paalworm, die uit warmere streken was opgerukt en paalhoofden, dijkwerken, sluizen en schepen aantastte. Walcherens polderbestuur sprak zelfs van ‘totale ruïne van dit Eilant’ als eventuele uiterste consequentie. Tientallen oplossingen werden voorgesteld en geprobeerd, vooral met smeersels die het hout onneembaar zouden maken voor de knaagtandjes van de paalworm. Uiteindelijk werd een dure oplossing gevonden in het bespijkeren van paalhoofden met spijkers met grote platte koppen, die aan elkaar vastroestten. In de negentiende eeuw volgde de uiteindelijke oplossing: het impregneren van palen en ander hout voor de zeewerken met creosootolie.

Eén van de vroege pogingen om een paalwormsmeersel te maken kreeg toch een vervolg. De Engelse koopman James Peyn, die tijdens een deel van de jaren dertig (ook) in Middelburg woonde, klopte in februari 1731 bij het polderbestuur aan met een soort teer die hij had ontwikkeld. Verder horen we niets meer, dus vermoedelijk werkte Peyns teer niet goed genoeg voor de paalhoofden.

Maar in 1735 vroeg Peyn, samen met Middelburger Gerson de Grave, octrooi aan op ‘zekere compositie tot het bestrijken van schepen tegen het inëeten van het schadelijk zee-gewormte.’ De twee hadden het middel ‘met veel moeite en groote kosten’ ontwikkeld en konden getuigschriften overleggen van ‘verscheide Zee-capiteinen en Baasen van de Oost- en Weistindische en Commercie-Compagnieën’ van de goede werking. Blijkbaar werd er inderdaad een fabriek van ‘wormpik’ oftewel paalwormenteer in Middelburg gesticht. Peyn vroeg met twee Zeeuwse compagnons in 1737 in Engeland octrooi aan, waarbij hij vertelde dat de samenstelling geheim moest blijven. Schond hij die afspraak, dan moest hij zijn compagnons 20.000 gulden geven. De nieuwe compagnon was voormalig kaperkapitein Daniël de Sautijn. Met het in Engeland verkregen octrooi en de Amsterdammer Sappius als vierde vennoot, wendde Peyn zich begin 1738 tot de Staten van Holland. Schepen in warme streken waren met de in hun Middelburgse fabriek gemaakte ‘compositie van spiritueele en corporeele ingrediënten’ goed beschermd gebleken tegen de worm. Was Peyn dan toch enigszins succesvol en was dit misschien de ‘poriën’ sluitende ‘worm-pik’ die Middelburger Pieter Buys, apotheker, dertig jaar later verkocht?[l]