Column Jan Zwemer:
'De verdwenen broer'

Lang geleden vertelde mijn oom Jan Zwemer (1912) me een oud verhaal. Zijn Domburgse grootvader Adriaan Labruijere (1858) had op het punt gestaan om met zijn broer naar Australië te emigreren. Omdat hij verkering gekregen had met zijn latere vrouw Jannetje Maas, was hij echter niet gegaan.

De broer was vertrokken, maar niemand had ooit meer iets van hem gehoord. Veel later probeerde ik het verhaal te reconstrueren. Overgrootvader Arjaan Labruijere was in 1876 getrouwd. De landbouwprijzen daalden en voor landarbeiders, zoals de Labruijeres was het in Domburg en Aagtekerke, waar zij werkten, toch al geen vetpot. Geen wonder dat er emigratieplannen waren geweest.


Burgerlijke stand

Maar nu Arjaans broer. Dat verhaal klopte eigenlijk ook, althans deels. In de burgerlijke stand van Domburg werd op 21 oktober 1878 ingeschreven dat Arjaans oudste broer Isaac Labruijere, die toen 27 jaar oud was, als matroos was overleden aan boord van het schoenerbrikschip ‘Zeemanshoop’. Dat was op 14 september gebeurd, op 47 graden en 50 minuten noorderbreedte en elf graden westerlengte: een stuk noordwestelijk van de noordwestpunt van Spanje. Volgens de scheepvaartberichten in de kranten was het schip onderweg geweest van Lagos in Nigeria naar Falmouth in Engeland. Dat wil zeggen dat de ongelukkige Isaac Labruijere zeker niet als emigrant aan boord was, maar dat hij matroos oftewel zeeman was. Hij vond dus een zeemansgraf in de golven.

Omdat twee bemanningsleden naar Domburg reisden om zijn overlijden op het gemeentehuis aan te geven, kan het niet anders of de familie heeft ervan afgeweten. Dat betekent dat het emigratieplan wel bestaan kan hebben – en dat we het rond 1875-1876 moeten situeren, toen Isaac (1851) zo’n 24 jaar was en zijn broer Arjaan 17 of 18.


Tapper

Het feit dat het er te Domburg voor de Labruijeres weinig rooskleurig uitzag in die tijd, wordt bevestigd door het vertrek van een jongere broer, Jan Labruijere, in de jaren 1890. Hij trouwde in 1896, 32 jaar oud, met de twintigjarige Amsterdamse Bartelina Schonewille, dochter van een tapper. Enkele jaren nadien woonde hij in Den Helder als sergeant-majoor bij de mariniers. Deze Labruijere ontsnapte dus aan het landarbeiderbestaan, terwijl broer Arjaan soms op brood zonder beleg moest werken.[n]