Afbeelding
Foto:

Lang leve carnaval, de leut ga bove n’al!

BERGEN OP ZOOM - In de aanloop naar de Vastenavend schetst Eric Elich in een feuilleton van 5 afleveringen de geschiedenis van de Vastenavend. Het derde deel gaat over ‘Bergen op Zoom met zijn Carnaval’ en ‘Vastenavend in ’t Krabbegat.’


‘n Bergenaar heeft het niet over Carnaval maar Vastenavend. Het eerste verwijst naar het historische (heidense) zottenfeest. Het tweede naar de gekerstende versie ervan. In zwang gekomen aan het einde van de elfde eeuw, toen door de synode van Benevento Aswoensdag werd geproclameerd als het begin van vastentijd. Dat was in feite het moment waarop de katholieke kerk besloot het haar niet bepaald welgevallige lentefeest maar te gedogen. Het bestrijden ervan had geen zin. Er was nou eenmaal behoefte aan ‘Carnelevale’ vanwege de wederkomst van de lente, het nieuwe licht en de herboren vruchtbaarheid.‘ Ook hier werd het feest tot 1940 als Carnaval aangeduid. Het woord werd in 1747 door de Franse bezetters in Bergen op Zoom geïntroduceerd. Het Frans ontleent het woord Carnaval weer aan het Italiaanse ‘Carnelevale’ In 1814 werden Engelse krijgsgevangen in de St. Gertrudiskerk opgesloten. Zij zagen op straat dansende narren en maakte er op de muren tekeningen van. Daaronder stond geschreven ‘Carnival 1814’


’N paar manne mee moed en 't echte krabbebloed

Op een avond tegen het eind van 1945 kwamen een aantal gevierde Bergenaren waaronder Kees Becht, (toen Meester in de rechten) Korneel Slootmans (stadsarchivaris) en Jan van de Kreek (schilder, decorateur/kunstschilder) bijeen. Ze bogen zich over de vraag of een herstel van de carnavalsviering bespreekbaar was. Het antwoord was volmondig “Ja!” Carnaval zou opnieuw leven in geblazen worden, maar wel onder een paar voorwaarden. Bergen op Zoom kende een straatcarnaval en besloten partijen en bals in zalen. Men kwam tot de conclusie dat deze twee facetten elkaar beïnvloeden. Zonder gemaskerde bals is het moeilijk een optocht te creëren en zonder optocht zouden de gemaskerde bals ter ziele gaan. Besloten Carnavalsbals konden niet afgeschaft worden, maar met het straatcarnaval lag het anders. De kans van excessen lag op de loer, hoe handhaaf je die? Veel volksfeesten, waaronder ook kermissen, werden daarom afgeschaft. Het feest moest in goede banen worden geleid.

Er moest dus een geheel nieuwe organisatie komen, die een beroep deden op Bergenaren die mee wilde werken aan deze nieuwe opzet. De eerste besprekingen met Burgemeester Witte verliepen moeizaam. Witte was een aantal jaren adjunct-directeur Gemeentewerken in Maastricht geweest en kende daar maar al te goed de excessen. Hij stuurde het gezelschap naar de deken Mgr. Dr. Ch. van Dam. Hij kende de geschiedenis: “We kunnen het feest verbieden, maar de geschiedenis heeft geleerd dat dát niet helpt. Bergenaren vieren het toch. Wij kunnen beter meedansen en goede leiding geven aan het feest.” Er moest een organisatie in het leven geroepen worden van een vijftig goede Bergenaren, die leiding zouden gaan geven en mede-verantwoordelijkheid zou dragen, samen met de autoriteiten. Hij wilde uitdrukkelijk van het woord Carnaval af, hetgeen een beladen woord was voor de katholieke kerk. Daarom werd gekozen voor Vastenavond. Er werd een manifest van de Stichting Vastenavend huis-aan-huis bezorgd, zodat de Bergenaren kennis konden nemen van de geheel nieuwe opzet.                                        

Korneel Slootmans hield op zondag 3 februari 1946 een betoog voor de radio-distributie (luisteren via een telefoonkabel en een versterkerkastje).

“Bergenaren, het organiseren van een Vastenavend is een initiatief, gesteund door vijftig onversaagde Bergenaren die de begeerte voelen om mede te werken aan de Bergse Vastenavend. Vreemden kwamen hier om Carnaval te houden op hún wijze, een wijze die ons niet ligt, omdat ze een gevaar inhoudt én voor onze eigen geaarde zeden en gewoonten én voor de traditie. Wij willen een Vastenavend houden op onze manier, om de grappen, de humor, de voorde-gek-houderij…”

Slootmans kreeg na de uitzending een spreekverbod. Zijn praatje zou staatsgevaarlijk zijn! Ook in ingezonden stukken werd de nieuwe organisatie aangevallen wegens het organiseren van ‘bacchanale orgiën.’

De Bergse autoriteiten gaven ondanks deze geluiden hun goedkeuring, waarmee de commissies, Ministeries volgens Slootmans, optocht en financiële commissie over gingen tot het organiseren van de optocht en het binnenhalen van gelden uit de Bergse gemeenschap en het bedrijfsleven. De commissie optocht organiseerden zit-middagen om optocht deelnemers te voorzien van ideeën en zo nodig van materiaal. De financiële commissie kon, via de oproep in het Manifest, op zoek naar donateurs.


Agge mar leut et!

“Agge mar leut et!” Is de lijfspreuk van Prins Nilles I. Hij introduceerde het alles omvattende motto met de duim van z’n rechterhand aan zijn neus. Het woord leut is van huis uit geen vrolijk woord. Integendeel: Het hangt samen met een oud Germaans woord lot, dat bedrog betekent, en met het werkwoord luton, dat bedriegen betekent. Vaak wordt leut vertaald naar pret. “‘A jie mar pret eh!’” Willem Loeff, introduceerde deze kreet in een weergaloze persiflage van het Zeeuwse Carnaval. Maar leut betekent niet alleen ‘dolle pret’. Het is op vele manieren te omschrijven.


“Vor de leut knikkere”, wil zeggen knikkeren zonder dat je bij verloren spel je knikkers kwijt raakt.

“Da vin ik nie leuteg”, dat vind ik niet prettig of aangenaam.

“Wa leuteg dagge komt”, wat fijn dat je komt.

“Ge ken mè d’em oew leut op”, je hebt van hem alleen maar last.


De spotnaam ‘koffieleut’ is algemeen bekend, net als ‘‘n bakske leut.’ Of het werkwoord leuteren met leut te maken heeft is taalkundig gezien niet aannemelijk. Leuteren betekent namelijk waggelen. “Agge mar leut et” werd door psychoanalyticus Otto Fenichel (evenknie van Sigmund Freud) bekritiseerd. Hij zag het gebaar als minachtende hoon en hield vol dat dit gebaar, houdt u vast, zou uitdrukken: “Gij hebt geen penis!”


Krabbegat

De term Krabbegat komt voor het eerst voor aan het einde van de negentiende eeuw en werd vooral na de Eerste Wereldoorlog algemeen gebruikt. Daarbij werd de krab als symbool gekozen. Dat men de krab als symbool koos, ligt voor een havenstad aan de Oosterschelde voor de hand. Vooral omdat de krab een eigenzinnig, dwarslopend beest is; eigenschappen die de Bergenaren niet vreemd zijn. Dat de term Krabbegat afgeleid zou zijn van de meekrap-plant is niet zeker. Ten eerste liggen de bindingen van Bergen op Zoom met de meekrap-cultuur veel verder in het verleden dan de negentiende eeuw en ten tweede omdat de plant meekrap of de wortel ervan nooit genoemd worden in de bronnen die iets meedelen over de Vastenavondviering.


Bronnen: Archief SV, Geschiedkundige Kring, Archief EE