Lintjesregen

Nou, ik heb het voor elkaar hoor. Mijn kostje is gekocht. Roem en respect vallen mij ten deel. Eindelijk ben ik toegevoegd aan de duizendkoppige Orde van Oranje-Nassau. Ik lees in de toelichting van het protocol dat de meeste mensen die een lintje krijgen worden benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau. Allemaal mensen die vrijwilligerswerk hebben gedaan of op andere wijze een bijdrage leverden aan de samenleving. Hoewel de onderscheiding heel erg lijkt op de Ridder-orde, is hij veel kleiner. Mij een biet. Ik kan die gasten van de oude borstelfabriek, die tientallen jaren varkenshaar in houtblokken persten en daarvoor op voorspraak van hun invloedrijke directeur een koninklijk schouderklopje kregen, weer recht in de ogen zien. Ik hoor u denken: ‘Waarom zo cynisch? Je kunt ook weigeren!’ Maar dan komt u aan mijn degelijke katholieke opvoeding. Als de burgermeester in vol ornaat en met een royale bos bloemen voor je deur staat, dan roep je niet: ‘Nee dank u, niks nodig, aan mijn lijf geen polonaise’, maar dan doe je open. Je ontvangt de edelachtbare in de voorkamer en trakteert hem op koffie met gebak. Ik wist wat me te wachten stond. Heb er vaak genoeg als verslaggever bijgestaan. Al mijn wapenfeiten passeerden de revue, inclusief de kritische kwinkslag. Vrouwlief kreeg een aanzienlijk aandeel in mijn wapenfeiten en tenslotte werden de versierselen plechtig opgespeld. Nog even ongemakkelijk poseren en je bent er doorheen. Ik heb een grote mond maar sta niet graag in het middelpunt van de belangstelling, dus troostte ik me met de gedachte dat plezier en trots later zouden overheersen.


Toch werd ik vanmorgen met een katerig gevoel wakker. Vreemd. Hoe vaak zal het Zijne Koninklijke Hoogheid Koning Willem-Alexander behagen mij Royaal te onderscheiden en zo tot de heldenstatus verheffen? Dàt had ik dus gedroomd. [n]