Ankie Meijer
Ankie Meijer Foto: Edwin Mijnsbergen

'Ik heb
niet eens een groot
rijbewijs'

Het aantal vrouwen dat in Nederland werkzaam is binnen de transport en logistiek is niet groot. In 2019 was dertien procent van alle medewerkers in de transportwereld vrouw. Het percentage vrouwelijke chauffeurs beperkte zich tot drie procent. Dat gegeven maakt een gesprek met Ankie Meijer extra interessant. Ze is al ruim 22 jaar directeur van Caljouw Rademaker Verhuizingen, dat vestigingen heeft in Middelburg en Goes. Ze kent de transportwereld inmiddels op haar duimpje, al haast ze zich te zeggen dat ze de techniek graag aan anderen overlaat. “Ik heb niet eens een groot rijbewijs.”


DOOR EDWIN MIJNSBERGEN


Ankie, vertel eens iets meer over jezelf. Ben jij een echte Zeeuwse?


“Reken maar! Ik ben geboren en getogen in Oost-Souburg. Daar heb ik tot mijn zevenentwintigste gewoond. Tot mijn achttiende bij mijn ouders thuis, daarna ben ik vijfhonderd meter verderop op kamers gegaan. Ik had al vroeg de behoefte om op mezelf te gaan wonen. Ik ben de jongste van zeven kinderen. Ik heb drie zussen en drie broers. Van het samenleven met mijn zussen kan ik me niets meer herinneren. Die waren het huis al uit voordat ik vier was. Ik ben dus opgegroeid tussen de jongens.”


Ben je christelijk opgevoed?


“Niet echt hoor. Ik zat wel op christelijke scholen en ging naar de zondagschool, maar het speelde geen grote rol bij ons thuis. We werden vooral zakelijk en pittig opgevoed. Mijn vader vond dat je vanaf je twaalfde oud en wijs genoeg bent om zelf te bepalen wat je doet. Toen ik van het atheneum overstapte naar de HAVO en vervolgens zakte voor het eindexamen, moest ik van school af van mijn vader. Op mijn zeventiende ging ik dus al werken, en moest meteen kostgeld betalen. Daar ben ik allemaal niet slechter van geworden hoor. De verstandhouding met mijn ouders én met mijn broers en zussen was altijd prima en die CSW was gewoon een fijne en goede school. Mijn ouder zijn inmiddels overleden, en bijna iedereen woont ver bij elkaar vandaan, maar we proberen minstens eens per jaar nog samen te komen.”


Je bent ook al je hele leven actief in de turnwereld, toch? Op welke leeftijd begon je met die sport?


“We mochten op één sport. Op mijn tiende werd ik door een vriendin meegenomen naar DIOS, de Souburgse sportvereniging voor dansen, turnen en recreatiesport. Ik was meteen verkocht. Aanvankelijk turnde ik maar een uurtje per week, maar toen ik in de selectie kwam werd dat al snel meer. Op mijn twaalfde heb ik mijn assistentendiploma’s gehaald. Vanaf toen gaf ik acht, negen uur per week les. Een baantje had ik daarom niet nodig. Ik kreeg er vijf gulden per uur voor. Dat was lang zo slecht nog niet, voor die leeftijd. Dat ik lesgaf betekende overigens niet dat ik zelf ook heel goed was. Ik was vooral niet bang, en sterk en snel. Ik kon ook voetballen als de beste en speelde tijdens gym mee met de jongens, omdat ik het hardste kon gooien. Ik voelde me dus altijd wel al thuis, in de mannenwereld. Ik was ook nooit echt bezig met dingen als make-up. Dat komt vast ook omdat ik drie broers boven me had thuis.”


Je bent ook al jong gaan werken. Heb je HAVO ooit nog wel afgemaakt?


“Ja hoor! Toen ik de eerste keer was gezakt hebben de conrector en een docent hun uiterste best gedaan bij mijn vader, om me nog een kans te geven. Ik denk dat mijn broer Gabby uiteindelijk de doorslag gaf. Hij wist hem ervan te overtuigen dat ik nog niet toe was aan de grotemensenwereld. Ik heb het diploma toen alsnog gehaald en ben daarna meteen gaan werken. Eerst vooral administratief werk, via uitzendbureau’s, bij Olau Line en de PZEM. Ik overwoog nog even om voltijds turntrainster te worden, omdat ik inmiddels al mijn papieren had en er prima mee kon verdienen, maar ik had er altijd moeite mee om jonge kinderen uit te kafferen. Dat neemt niet weg dat ik tot vorig jaar betrokken ben gebleven bij de sport, maar dan vooral als jurylid. Dat vond ik altijd heerlijk om te doen. Maar ik koos dus voor ‘normaal werk’ en belandde in de transportwereld. Ik werkte negen jaar op de administratie van Boot & Buteijn. Vervolgens ben ik overgestapt naar Rademaker, dat toen nog een transportbedrijf was met een verhuistak. De eigenaar nam in de jaren negentig verhuisbedrijf Caljouw over, maar wilde na een paar jaar helemaal af van die tak. Toen besloten mijn collega Yvonne en ik alles over te nemen. Dat was een behoorlijke stap, kan ik je vertellen. Zij was 26, ik 31. Het bedrijf had toen nog maar één vrachtwagen. Maar de vraagprijs was gunstig. Daarom durfden we het aan.”


Heb je nooit spijt gehad van je keuze om het bedrijf over te nemen?


“Nee, al moet ik toegeven dat de eerste jaren wel taai waren. Ik moest alles nog leren. Ik zou willen dat ik toen al meer ervaring had gehad. Maar tweeëntwintig jaar later staat alles als een huis. We hebben nu vier vrachtwagens, elf man in dienst en de zaken gaan gewoon goed. We hebben mooie opdrachtgevers en we hebben een prachtig netwerk opgebouwd. Van de coronacrisis hebben we ook niets gevoeld gelukkig. Ik ben er trots op!”


Wil je dit nog lang blijven doen, of denk je al na over een andere toekomst?


“Het is de bedoeling dat m’n compagon Robert de zaak uiteindelijk overneemt. Daar maken we geen haast mee, maar ik en mijn lief Adrie zijn gek op Malaga. We dromen er wel van om, als we een jaar of zestig zijn, eens te beginnen met een half jaar daar en half jaar hier. Heerlijk! Maar we zijn ook dol op Zeeland en Middelburg hoor, we willen hier zeker niet permanent weg.”


Met wie zou je zelf wel eens aan de keukentafel willen zitten?


"Met Pieter Omtzigt. Ik weet bijster weinig van politiek, maar voor deze man maak ik een diepe buiging. Ik vind klokkenluiders belangrijk. Mijn vader was er ook eentje. Dat verhaal is te groot om hier en nu even te vertellen, maar geloof me maar als ik zeg dat ik respect heb voor zulke mensen.”[n]

Ankie Meijer