Mathijs Weststrate aan het bureau dat hij al vele jaren heeft.
Mathijs Weststrate aan het bureau dat hij al vele jaren heeft. Foto: Britta Janssen

‘Mijn kinderen heb ik geleerd altijd zelf na te denken’

Door: Britta Janssen Algemeen

KRABBENDIJKE - Tijdens de lintjesregen in april kregen vijf inwoners van de gemeente Kapelle en vijf uit Reimerswaal een koninklijke onderscheiding voor hun belangeloze inzet voor de samenleving. In deze rubriek komen zijn daarover aan het woord. Als eerste Mathijs Weststrate uit Krabbendijke, bevorderd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Als forensisch arts en adviseur gevaarlijke stoffen is hij landelijk bekend. Als in Zeeland onder verdachte omstandigheden een lichaam wordt gevonden, krijgt Weststrate een telefoontje. Hij behandelt arrestanten, veroorzaakte nationaal opschudding met zijn theorie dat Willem van Oranje zo snel is overleden dat hij zijn beroemde laatste woorden nooit kan hebben uitgesproken en onderhandelde met politieke kopstukken als Hans Wiegel, Elco Brinkman en Els Borst. De geboren en getogen Krabbendijkenaar is bijna zeventig en heeft een indrukwekkende carrière opgebouwd, maar wegens gebrek aan opvolging werkt hij nog steeds. Zijn vrije tijd besteedt hij graag aan paarden en duiven. De kweek leverde hem meerdere prijzen op. “Sommige mensen zeggen bij hun dieren tot rust komen, maar ik ben altijd rustig.”

Mathijs - Mat - Weststrate heeft voor zijn werk en hobby’s in talloze besturen gezeten, maar blijft privé graag op de achtergrond. “Nu kunnen de mensen in Krabbendijke lezen wat ik doe. Sommigen begrijpen niet dat ik al 41 jaar dokter ben, terwijl ze me nog nooit met een patiënt hebben gezien.”

Al jong wist hij dat hij geneeskunde wilde studeren, maar ook dat hij er de persoon niet naar was om aan het bed de hand van patiënten vast te houden. “Hoe mens en dier anatomisch in elkaar zitten, heeft me altijd gefascineerd. Daarom ging ik geneeskunde studeren. Maar met patiëntenzorg heb ik weinig. Dan kabbelen de dagen maar voort. Hoe mensen met elkaar omgaan, vind ik ook boeiend en dus ging ik ook rechten studeren. Ik ben voorzitter geweest bij van alles en nog wat en dat vind ik leuk, omdat ik dan op de eerste rij zit om te kijken wat er gebeurt.”
Aan het begin van zijn carrière is Weststrate onder meer als belangenbehartiger van de landelijke huisartsenvereniging. “Zo moest ik eens op het matje komen bij de ziekenfondsraad, met voorzitter De Graaf (Louw de Graaf, in de jaren ‘70 en ‘80 meermaals staatssecretaris en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, redactie), over de vrije artsenkeuze in Zeeland. Hij dacht dat hij die Zeeuw wel even de oren zou wassen, nou dus niet! Ik zei dat alle inwoners vrij waren om hun eigen arts te kiezen, alleen moesten ze wel verhuizen als ze niet in dezelfde plaats woonden. Ik deed net of ik het niet snapte. De wereld op zijn kop. Zo heb ik me eruit gered. Aan het einde van de vergadering liet De Graaf niet zijn secretaresse met me meelopen, maar deed dat zelf. Hij was helemaal niet boos, maar vond mijn optreden geweldig, weer eens wat anders dan een saaie vergadering. Ik heb honderd van dit soort situaties meegemaakt. Het is leuk om een stom standpunt slim te brengen. Op zo’n moment voel ik voldoening. Ik ben een boerenzoon uit Krabbendijke en heb het buskruit niet uitgevonden, maar dat heb ik toch maar mooi meegemaakt.”

Grotten

Weststrate gaat ook aan de slag bij de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) Zeeland en volgt verschillende specialisaties. Inmiddels is hij onder meer Arts Maatschappij & Gezondheid, Forensisch arts en Arts Beleid & Advies bij de KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) en Geneeskundig Adviseur gevaarlijke stoffen bij de Veiligheidsregio Zeeland. “Als een schip lijkt te breken, er brand is, zoals een keer in de grotten onder de Sint Pietersberg, of twee tankers botsen op elkaar, dan konden ze mij bellen. Als politiearts ben ik huisarts van de arrestanten en als er in Zeeland een lijk wordt gevonden, kan ik erbij worden geroepen om het lichaam en de doodsoorzaak te onderzoeken. Regelmatig ben ik 24 uur per dag, zeven dagen per week bereikbaar.” Veel van zijn werk vindt plaats in crisis- en conflictsituaties. “Die zijn voor mij een soort comfortzone geworden. Ik denk dat ik goed functioneer tijdens crises, omdat ik altijd rustig blijf. Ik raak zelden emotioneel betrokken. Ik moet met Jan en alleman samenwerken en bij een conflict zoek ik naar de oplossing die het minste kost en de grootste kans geeft om samen verder te kunnen gaan. Daarbij houd ik mensen een spiegel voor en vraag bijvoorbeeld of die persoon trots zou zijn als hij of zij hierop terugkijkt. Ik laat mensen met mij meekijken om te leren wat ikzelf beter kan doen, zodat ik fouten geen twee keer maak.”

Willem van Oranje

Met zijn expertise en vasthoudendheid helpt hij zelfs de belangrijkste coldcase-zaak van Nederland op te lossen, vertelt Weststrate. “De moord op Willem van Oranje. 420 jaar lang heeft in alle geschiedenisboeken gestaan dat hij door zijn maag is geschoten.” De reconstructie van deze moord, waarbij onder meer de Technische Universiteit Delft betrokken is, komt zo’n tien jaar geleden bij toeval op zijn pad, blikt hij met pretoogjes terug. “Het onderzoek was vastgelopen op de kogelbanen. ‘Hou maar op, zo is het niet gegaan’, zei ik meteen.” Weststrate beweert dat de kogel niet door de maag is gegaan. “Want kogels kunnen geen scherpe bochten maken in zacht weefsel. Maar dan is de vraag wat er wel is gebeurd.”

Weststrate duikt in allerlei archieven. “Ik kreeg zelfs van het Koninklijk Huis alle medewerking om bijvoorbeeld in het archief het sectieverslag, opgesteld in Latijn, in te zien. Als ik iets wil weten, kan ik mij daarin enorm verdiepen. Ik leefde toen ook echt 1584.” Er is uitvoerig onderzoek verricht. “Zo is het wapen nagemaakt en daarmee is veelvuldig op dood vlees geschoten.” De Krabbendijkenaar toont aan dat Willem van Oranje niet door zijn maag, maar door zijn hart is geschoten en daardoor vrijwel meteen aan zijn einde is gekomen. “Dat betekent dat hij nooit tijd gehad kan hebben om zijn laatste woorden ‘Mijn God, mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk!’ uit te spreken. Nederland is erg gehecht aan die woorden. Daardoor heb ik met dit onderzoek geen vrienden gemaakt.”

Dat deert Weststrate niet. Hij gaat ruzie niet uit de weg, zegt hij. “Ik begin nooit, maar als je het hebben wilt, kun je het krijgen. Ik ben geen vleier.” Weststrate geniet er zelfs van om mensen op stang te jagen. Zo maakt hij als voorzitter vergaderingen zonder aarzeling minimaal de helft korter door bij de rondvraag het woord ‘verstandigs’ toe te voegen, grinnikt hij. “Maar er zijn ook mensen voor wie ik drie stappen extra zet.” Met mensen die hij graag mag, deelt hij ook zijn informatie. “Dat heb ik geleerd van mijn grootvader, naar wie ik ben vernoemd. Hij trok mij sterk voor”, glimlacht Weststrate. “Hij is oesterboer geweest en ik mocht vaak mee uit vissen. Eens hadden we zoveel gevangen dat we het niet allemaal het haventje binnen kregen.” Toch zei Mathijs senior dat het een slechte dag was, toen andere vissers daarnaar informeerden. “Ik vroeg mijn opa waarom hij dat zei en toen antwoordde hij: ‘Matje, als je visser wilt blijven, moet je je bakkes houden. Want anders hangen ze straks allemaal hun hengel uit op de plek waar jij zoveel gevangen hebt’. Sindsdien ben ik terughoudend in het delen van informatie.”

Relativeren

Weststrate is vader van vier kinderen. “Hen heb ik geleerd om altijd zelf na te denken. Als ze ergens mee zitten, luister ik en soms geef ik een paar denkrichtingen, maar ze moeten zelfstandig tot een oordeel komen. Dat kan ik niet voor hen doen.” Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen leven, vindt Weststrate een andere belangrijke boodschap. “Als je ergens voldoende tijd in stopt, kun je een eind komen. Dat geldt voor iedereen. Het komt niemand aanwaaien, daarvoor moet je hard werken. Ik ben op mijn 62e nog een keer afgestudeerd.” Weststrate, die in zijn werk veel ellende en agressie heeft meegemaakt, zegt dat hij hiermee weet om te gaan door te relativeren. “Je begint met niets en eindigt met niets en in de periode daartussen moet je kijken wat er te lachen valt. En dat is best veel.”