De ongeplande stadsflora van Breda

De stad is mensenwerk, alles is er gepland. Maar in de stad zijn er ook zaken die niet gepland zijn. De stad wordt ook bewoond door flora die spontaan haar eigen gang gaat. Zodra een terrein braak komt te liggen, neemt de natuur het over. Deze braakliggende bouw- en industrieterreinen hebben veel meer groen dan wij denken. Ook spoorwegterreinen hebben aardig wat groen. Wat wij onder de ‘groene stad’ rekenen, zijn straatbomen, stadsplantsoenen en geveltuintjes. Maar veel groen in onze stad is aan het oog onttrokken. Bijvoorbeeld oude stadstuinen, historische begraafplaatsen en hofjes.


Zo is het Begijnhof een typisch voorbeeld van de manier waarop kruidentuinen aan de voet stonden van de verspreiding van bepaalde kruiden in de stad. Wolfskers en gifsla zijn relatief zeldzaam. De wolfskers is zelfs wettelijk beschermd. Doordat deze plantensoorten in Breda groeien, heeft de stad iets speciaals in huis. De kruiden zijn vermoedelijk ‘aan de wandel gegaan’ en hebben nu een vaste plaats veroverd in het stadscentrum.

De Merkxtuin die vlakbij het Begijnhof ligt, is niet alleen een beeldentuin, maar er groeien ook kruiden die zijn overgewaaid. Zoals we weten heeft de stad een eigen klimaat. Het zijn als het ware warmte-eilanden in de polder. De stenen slaan de warmte van de zon op en houden het lang vast. Het gevolg is hittestress. Als er één procent meer groen komt in de stad komt, dan neemt de temperatuur met 0,06 graad af. Niet verwonderlijk dat hittestress op de politieke agenda van de gemeente Breda staat. De stad heeft meer groen nodig. Stadsflora is dus een factor van belang. Meer groen levert veel op: biodiversiteit, leefbaarheid en gezondheid.[n]