Afbeelding
FOTO DORPSWERK SPRUNDEL

Dialectkwis: antwoorden en verklarende achtergronden

SPRUNDEL - Door corona kon de jaarlijkse dialectavond van het Dorpswerk en de heemkundekring niet doorgaan. Adrie van Ginneken zorgde wel voor een dialectquiz. Een pittige quiz, zo lieten deelnemers weten. Met plezier zijn velen er thuis mee bezig geweest. Slechts een twintigtal durfden het aan om hun antwoorden in te leveren. Uiteindelijk waren er twee winnaars: Wilma Vermunt en Jeannette Smulders. Zij hadden elk één foutje. Vorige week donderdag namen ze een cadeaubon in ontvangst.


1. de Coop ( Kwóóp ) = Nu café van Ronnie Gommers. Eerder runde Kees Hermans het café. Hij werd Kees van de Kwóóp genoemd, omdat zijn opa, die koopman in hazen en konijnen was, De Koop genoemd werd. Nelleke Hermans volgde haar vader Kees op en maakte van de K een C.
Coop = supermarkt in Sprundel
ne Kòòp ( IJ gieng’r =as ne kòòp vandur ) = Ne kòòp is een roofvogel; een havik en een sperwer zijn opvallend snel.

2. IJ moes kerbied lusse: wordt gezegd als je geen hoge dunk van iemand hebt. Er wordt dan wat sarcastisch gezegd: Het is ne goeie kèèrel wóór, mar ij moes kerbied ( carbid) lusse.

3. attieattemarlaastgaot = Als hij Ad maar langs gaat.

4. Iemand in bed joppe/foepe = Iemand snel, wat ruw, in bed doen.

5. achalnoremkektblettieal: Als je al naar hem kijkt huilt hij al.

6. zannieismeezenenkendenoonddenoekom: Ons Annie is mee onze Henk en de hond de hoek om.

7. Die batraove, die rotjong van ier nèève, stòòke ne klippel tussen z’n spjéékes. IJ nukte omvaar en aar ’n gèève fets van z’n stui.
Die kwajongens, die rotkinderen van hiernaast, staken een stok tussen zijn spaken. Hij viel omver en had een behoorlijke schaafwond op zijn voorhoofd.

8. Mekaore passiepaant staon betekent elkaar helpen; komt van het Franse woord: participant, dat deelnemend betekent.

9. Sewèèle komt van somwijlen en betekent: soms, somtijds, af en toe, weleens, van tijd tot tijd.

10. Wat is ne péézerik en waar werd hij voor gebruikt? Een uitgesneden geslachtsdeel van een varken, met vetgedeelte erom heen; werd gebruikt om een zaag of een zeis in te vetten.

11. heel nat = pûitnat

smoezelig vrouwtje: òòntig poetje

een bangerik: schèètekster of schèètlèèster

bekijk het maar: ik wou dagge n’n aop schéét

een nieuwsgierig iemand: ’n snoei- of snuuivienk

ze loopt weer soepel: Ze lwóópt wir as ne tiêt, kiewiet

hij is volgegeten, dik en er kan niks meer bij: hij is net ’n spùrriekoei

Het scheelt bijna niks: ’t schil mar ‘n lûizekulleke

12. Wat is de kuskesziekte en waarom zo genoemd? De ziekte van Pfeiffe, die wordt o.a. door iemand te kussen overgebracht.

13. Annebroek = Vlaamse Gaai

14. zenarriezeedakoemoeseppe : Onze Harrie zei, dat ik je moest appen ( Whatsapp )

15. Vruuger kwaame de schèèresliep en de bullevent nog aon de waarft: Vroeger kwamen de scharenslijper en de voddenman nog langs huis.

16. Gij gaose sebiet beure:
1: je gaat zo dadelijk geld ontvangen.
2: je gaat zo dadelijk slaag krijgen.

17. Wat is ’n schabbelier-bedollie? Oorspronkelijk twee lapjes gewijde stof die om de hals werden gedragen, o.a. door kloosterlingen. Ook wel een gewijd metalen rondje met afbeelding van een heilige; ter bescherming gedragen aan een kettinkje of met een sluitspeld op hemd of borstrok.

18. IJ zit de julle tèèd te puuke. Hij zit op een vervelende manier de gehele tijd aan mijn lijf.

19. ’n wùrveltje = draaihoutje bijvoorbeeld om de deur van een hok te sluiten.

20. D’r is gin kapelleke zo oud of d’r wóór nog wel ‘s ‘n miske in gedaon. Ook oudere mensen bedrijven de liefde nog.[n]