Afbeelding
Foto: marjanne havelaar

Van zout naar zoet water

Door: Marjanne Havelaar Algemeen

BERGEN OP ZOOM - De strijd tegen het water is al zo oud als de mensheid. In de omgeving van Bergen op Zoom was het dorp Hildernisse een van de verliezers.

De eerste naamsvermelding Hildernisse stamt uit 1095. In 1296 werd er een parochie gesticht die gewijd was aan Sint-Gertrudis. Men won er turf in het gebied tot aan de Schelde, die toen twee kilometer verder naar het westen lag.
De Allerheiligenvloed van 1570 verwoestte het dorp.

“Als je naar de vogelhut loopt, kun je onderweg op het pad nog wel eens een schelp tegenkomen. Dat is dan wel een oude, want sinds 1983 is er geen sprake meer van getijden in dit gebied. Toen kwam de markiezaatskade gereed, waarmee het Markiezaatsmeer ontstond en het getij verdween.” 

Archeoloog Annemarie Visser vertelde dit stukje recente geschiedenis voorafgaand aan de wandeling ‘Van zout naar zoet’ die onlangs werd georganiseerd vanuit Bezoekerscentrum Kraaijenberg. Na haar inleiding over de geschiedenis van het gebied, ging de groep van een kleine twintig wandelaars op stap. Na enkele minuten stuitten we op een hek en kregen uitleg over het veld dan zich voor ons uitstrekte. 

Voor de afdamming van de Oosterschelde lag hier geen zoetwatermeer, maar een zoute zeearm. Het getijdeverschil was wel vijf meter. Er waren diepe kreken uitgesleten, die nog altijd zichtbaar zijn. In het moeras zijn nog zoutminnende planten te vinden. Een ervaren natuurgids voegde zich bij het gezelschap en wees op de gevolgen van de afdamming, waardoor een heel nieuw natuurlandschap is ontstaan dat zich nog steeds ontwikkelt. Om te stimuleren dat een grote variatie aan flora en fauna ontstaat, wordt het stuk nieuwe natuur momenteel bewoond door een kudde koeien en een groep jonge hengsten.

We steken het veld over en volgen het pad naar de vogelkijkhut. Net als we bij de hut zijn, besluiten enkele paarden dat het tijd is voor een stoeipartijtje. Prachtig zoals de dieren elkaar op hun achterbenen confronteren. De speelse jonge dieren stoeien op een haast elegante manier, het lijkt wel of ze dansen. De koeien zijn dit gedrag duidelijk gewend en grazen onverstoorbaar door. Of ze uiteindelijk de drukteschoppers beu zijn, of dat het sappige gras op is, zullen we nooit weten, maar de kudde vertrekt. 

Onze aandacht richt zich vervolgens op waar we voor kwamen, de vogels. Aan de hand van de platen op de wanden van de hut, proberen we te identificeren welke vogelsoorten te zien zijn, maar uiteindelijk hebben we de hulp van de gids echt wel nodig. De vogels vliegen zo snel weer op.

Dan wandelen we terug naar het veld. Halverwege het pad ligt een berg veren die er op de heenweg niet lag . “Een vos”, concludeert de gids na een snel onderzoek, “want de veren zijn afgebeten.” 

Bij hoge uitzondering mogen we het veld op. Normaal gesproken is het gebied verboden terrein, om de kwetsbare natuur niet te beschadigen en de paarden en koeien niet te verstoren. Onze gids leidt ons naar de plek waar vermoedelijk de overblijfselen van het dorp Hildernisse onder een dikke laag klei begraven liggen. Onderweg wijst hij op bijzondere planten, zoals het goudknopje, die hier groeien. Onze aanwezigheid is duidelijk bijzonder, want de paarden komen nieuwsgierig dichtbij. ‘Niet aanraken!’ is de boodschap.

De naam Hildernisse werd midden achttiende eeuw overgedragen op een boerderij, die buitendijks gelegen was op een hoogte aan de voet van de Brabantse Wal. Ze was omgeven door een vloedwal die de boerderij tegen springvloed moest beschermen en heeft nu een horecabestemming.