Doemgedachte

‘Mijn opa, mijn opa, mijn opa, niemand was zo aardig voor mij’. Dat liedje gaat voor mij niet op. Mijn opa, aan vaders kant, was streng en afstandelijk. Zijn enorme, Wim de Bie-achtige gestalte versterkte dat imago alleen maar, waarmee hij voor ons, kleinkinderen, onbenaderbaar werd. 


Soms glimlachte hij in je richting en dat vertelde je dan apetrots aan eenieder die het maar horen wilde. Opa kon alles. Hij deed iets met administraties, had een eigen winkel, handelde in granen en hij was de baas van de St. Jan. Koster, heette dat toen. Als je buiten de eucharistievieringen de kerk in wilde, moest je bij opa zijn. Die had de sleutel. 


Hoewel ik geen prettige herinneringen aan hem koester, is hij steeds vaker terug in mijn gedachten. Dat komt door de complotdenkers. Zelfs een dodelijk virus krijgt ze niet in het gareel. Alle goedbedoelde overheidsinspanningen ten spijt doen ze demonstratief niet mee. Geen prikje mag erin. Ik vermijd dan contact en denk op die momenten vaak aan opa. 


Als het verwende gepeupel zich verveeld, miskend, klagend en opstandig gedroeg, zei hij steevast: ‘Wat we nodig hebben is een Derde Wereldoorlog’. Hij bedoelde dat niet eens cynisch, maar letterlijk. Volgens hem beseffen mensen pas na zware ontberingen hoe goed ze het eigenlijk hadden. Met twee wereldoorlogen in zijn rugzak had hij recht van spreken. 


We lopen te zeuren over futiliteiten terwijl we eigenlijk in het mooiste landje van de wereld wonen. Ik kan hem in die zin wel volgen. Daar komt bij dat er verspreid over de wereld heel veel gevaarlijke idioten aan de macht zijn. En niet in de minste landen, maar bij grootmachten waar ze beslissen over leven en dood van miljoenen mensen. Ik hoop niet dat opa met terugwerkende kracht gelijk krijgt.