Afbeelding
Foto: Uitgeverij de Bode

'Werken in de horeca wordt zo
onderschat'

Als we bij het begin beginnen, waar beginnen we dan? 

“Je bedoelt mijn ondernemerschap? Dat begint bij mijn vader en moeder. Mijn vader kwam uit Zevenbergen en werkte in de Rotterdamse haven. Nadat hij door hernia problemen was afgekeurd, kwam hij in de horeca te werken. Al gauw wilde hij zelf een zaak beginnen: de horeca lag hem. Zo begon hij hier in Zevenbergen café Rustwat. Maar ja, in de volksmond had iedereen het er over dat ie even “naar de Kwip ging”, dat was afgeleid van onze naam Quispel. Toen hebben mijn ouders, mijn moeder had de horeca papieren, er maar “de Kwip” van gemaakt.”


Dus van jongs af aan er in gerold? 

“Niet meteen. Ik heb het atheneum afgerond en ben toe in militaire dienst gegaan. Daarna ben ik ambtenaar geworden, eerst bij de gemeente Etten-Leur, daarna bij de gemeente Zevenbergen. Dat was niet helemaal mijn ding. Mijn vader had mij al vaak gevraagd of ik de zaak wilde overnemen. Uiteindelijk ben ik bij hem gaan werken. Na drie maanden had ik daar wel spijt van: het leek mij allemaal te veel hetzelfde. Toen ben ik de ondernemers kant meer gaan zien. Ik ben me gaan focussen hoe je meer uit een relatief eenvoudig café kan halen. Dat is gelukt: in 2001 zijn we uitgeroepen tot het nummer 1 dorpscafé van Nederland. Op 85 vierkante meter café, verkochten we 600 hectoliter bier per jaar….De Kwip was een legendarisch café: ik wordt er echt nog dagelijks aan herinnerd”.


En toen de overstap naar de Borgh?

“Nou, zo eenvoudig was dat niet: er stond hier alleen nog een sporthal en er was een mooi plan voor de ontwikkeling van appartementen, deze zaak en een theater. De vergunningen waren nog niet rond. Toch hebben we besloten de gok te wagen en we hebben de Kwip verkocht. Ik begon hier als de uitbater van de sportkantine; die heeft zelfs tijdelijk in een nood keet gezeten. Maar ja, dat hoort er bij: ondernemen is risico nemen. Al moet ik zeggen dat ik wel van mijn ouders heb geleerd dat te beperken: ik ben niet iemand die op de gok geld investeert dat er niet is. Ik neem wel overwogen risico’s”.


De plannen die je had kwamen ook meteen uit?

“Eerlijk gezegd ging het nog sneller dan we gedacht hadden. We zijn begonnen in 2003, dus we zitten in een jubileumjaar. Om een volledige bezetting van onze dertig kamers te krijgen was 5 jaar geprognotiseerd. We behaalden onze mijlpalen al na drie jaar. Het restaurant ging ook uitstekend. Dat is wel het mooie. Veel restaurants bij een hotel draaien op de gasten. Dat is bij de Borgh niet zo: natuurlijk zitten hier ’s avonds gasten te eten, maar de kwaliteit van het restaurant trekt vooral gewoon bezoekers van buiten. De bezetting van onze dertig kamers was prima. Ook het café liep prima. Dus ja: de plannen kwamen uit.”


Wat is volgens jou een onmisbare eigenschap van een horeca-man of vrouw?

“Pfoe, daar vraag je me wat…ik denk toch gewoon heel simpel het contact met de mensen. Je moet meteen in de gaten hebben als een gast bij je binnen komt. Meteen de gepaste aandacht geven. Meteen zorgen dat hij weet dat hij welkom is. Dat kan met een simpel gebaar. Weet je, van nature ben ik helemaal niet iemand die graag op de voorgrond staat. Ik ben eigenlijk meer een stille kracht op de achtergrond. Maar dat aspect van het vak beheers ik wel, denk ik. Even de juiste aandacht op het juiste moment, zonder opdringerig te worden..tja, ik denk dat dat wel heel essentieel is”


Dat beheersen je personeelsleden ook? 

“Goede vraag! Wij zijn echt gezegend met een geweldig team. Vergis je niet: naast de negen man vast in dienst is er een pool van een dikke 35 mensen waar we mee werken. Da’s geen klein clubje. Het ziekteverzuim is eigenlijk gewoon nul….ja, eens een keer een griepje. En de mensen die hier werken, werken er vaak al lang. Natuurlijk ben ik trots op die feiten. Blijkbaar is de hele sfeer in de zaak zo goed, dat niet alleen de gasten het naar hun zin hebben. Ik vind het prachtig als ik mensen in dit bedrijf zie groeien, dat geeft veel voldoening, want werken in de horeca wordt zo onderschat."


Hoe bedoel je dat?

“Het wordt te veel gezien als een bijbaan. Maar werken in de horeca is gewoon serieus werken, je oefent echt een vak uit. Het zou mij echt wel wat waard zijn als die beeldvorming kan worden bijgesteld. Natuurlijk is het ook hard werken, maar bij ons geldt wel het voordeel, dat we niet echt nacht horeca hebben. Om 12 uur ’s avonds is het hier meestal wel gedaan: dus onze menens kunnen vaak nog wel even bij een feest in de privé sfeer aanschuiven”


Waar de Kwip voor stond weet ik nu, maar de Borgh?

“Ach, da’s eigenlijk simpel. We speelden eerst met de naam De Thuishaven Zevenberg. Dat vonden we toch te duf. Dus werd het de Borgh: we wilden warmte, geborgenheid uitstralen. Dat willen we blijven doen. Ik zie de toekomst optimistisch in. We zijn echt heel goed door de corona gekomen. Natuurlijk hebben we ingeteerd, maar daardoor hebben we nu ook geen hoge schulden. Vaak hoor je dat “de klappen in de horeca nog gaan vallen”. Ik denk dat dat mee zal vallen voor de ondernemers die een beetje op hun tellen hebben gepast”.


Tot slot: met wie zou je zelf aan de keukentafel willen zitten? 

“Daar hoef ik niet lang over na te denken. Het kan niet meer, maar met mijn vader en moeder. Ik zou ze graag laten zien wat ik en mijn vrouw hebben opgebouwd. Ze hebben dat niet meer mogen meemaken. Ik zou graag nog eens met hen een boom willen opzetten over ons mooie vak.”

Afbeelding