Nieuw en Sint Joosland, februari 1953
Nieuw en Sint Joosland, februari 1953 Foto: ZB Beeldbank Zeeland

1953 - honderd meter boven AP

Door: Ad Hanneman Algemeen

Wij leden niet, moesten bidden. Voor de slachtoffers in Zeeland. Elke middag in de Roomse naar verse wierook ruikende Lambertuskerk in Kerkrade, rechts van het marktplein. Wij van de jongensschool in de knickerbockers rechtszijdig in de  banken en de meisjes in winterse jurkjes en lange sokken tegen de februari kou in de linker rij banken. Verschil moest er zijn tussen de sekse in de katholieke beleving.Toen. In februari 1953. Nu weet ik meer. Ik sprak slachtoffers en nabestaanden, leerde uit boeken zoals veel geprezen Watersnood van Kees Slager.

Of het bij ons in Kerkrade zou kunnen gebeuren? Dat dacht onze meester Hamers van de derde klas niet. Wij woonden immer meer dan honderd meter hoger dan de stakkers in Zeeland. Die vochten ontheemd en dakloos tegen de kou en het agressief kolkende water met drijvende lijken, kadavers, wrakstukken inboedels en resten van huizen en gebouwen. We huiverden en waren tegelijk opgelucht. Niettemin empathie tonend, hoewel we dat woord toen nog niet kenden.

Het was stemmig, die middagbede. Ontroerend. De deken of een kapelaan predikte het laatste nieuws uit die verre provincie met theologische toevoegingen en de meester deed de preek voorzichtig dunnetjes over, later in de klas met toevoeging van saillante details over de reddingsacties en de oorzaak. Ik herinnerde me toen beter dan nu dat ik ergens in Zeeuws Vlaanderen jaren eerder van de kinkhoest was bekomen op een boerderij. Details van dat avontuur op drie jarige leeftijd ontbreken nu. Er was in elke geval schone lucht, niet bevuild met de resten uitstoot van de drie kolenmijnen die ons in de mijnstreek omringden. Van de kerk weet ik nog dat we beleden: ons verbonden voelden met de ontheemden in Zeeland. Nooit eerder was het rozenkrans gebed zo vurig en een vijand zo nabij. In de oorlog, zo doceerde het hoofd der school – Bouwmans – hadden die Zeeuwen het ook al met het water aan de stok gehad. Meester Bouwmans vertelde boeiend en accentueerde belangrijke details over eb en vloed en de hoge golven bij hoge windsnelheden. We vraten zijn betogen. Ook als hij in betere tijden vertelde over de beruchte bokkenrijders die in de middeleeuwen huis hielden in ons Land van Rode: stelen van de rijken voor de armen.

Maar dit was toch andere koek. Dit was hier en nu. 1953. In een café op de hoek van de Markt zagen we op de teevee wat er gebeurde. Nu denk ik voorzichtig: misschien wel gefilmd door de legendarische Jacob Dert de beeldencorrespondent van de toenmalige NOS,  ’s Avonds in bed woelde mijn beschouwen van de dag: een tweestrijd tussen de verhalen van de kapelaan of deken, de toevoegingen van de meester en en een overheersend beeld van het mooie blonde meisje in de linkerrij banken, met donker stemmige haarstrik parmantig boven haar vlechten. Het meisje troonde boven de golven, met schrik neerkijkend op de drijvende afschuwelijke resten die de filmbeelden toonden. Als goed en overtuigd katholiek fluisterde ik de oefening van berouw, omdat die beelden in mijn hoofd op zijn minst zondig waren.Ik moest het biechten......... Dat zou iedereen helpen.....