De schoenmaker Toen. ARCHIEFFOTO RINIE MAAS
De schoenmaker Toen. ARCHIEFFOTO RINIE MAAS Foto: Archieffoto Rinie Maas

Over Mie Grijzel uit Jantje de Schoenlapper en zijn Weens kiendje

Door: Sandra Broosus Column

BREDA - Hebt u Mie Grijzel gekend, die bonestaak van een huishoudster op de pastorie. Niet? Gefeliciteerd!

DOOR RINIE MAAS

De novelle over Jantje de Schoenlapper en zijn Wiens kindje is van Antoon Coolen. Kent u de schrijver? Akkoord! Het is het beste verhaal dat ik ooit las. Hoewel de wet op het kleinbedrijf van Jan Wolkers met meneer Safie die van bollend wasgoed, aan de lijn, lustgevoelens krijgt er ook mag zijn.

Bultje

Maar dat Jantje de Schoenlapper mee z'n bultje die met zijn zus samenwoont en dag in dag uit opgewekt hakken en zolen zet onder schoenen, dat verhaal is van een ongeëvenaard niveau. Antoon Coolen, die geen streekschrijver is maar tot de nationale top behoort, zoals vóór mij Gerard van Herpen al betoogde in 'Goud van Oud', schreef de novelle in 1927. De pastoor in dat vergeten gat van Jantje de Schoenlapper heeft schoenmaat 49 en de dorpelingen zeggen dan ook van deze goeie man: z'n hart is even groot als zijn schoen". In wezen is het een modern adoptieverhaal al speelt het dan vele decennia geleden terug in Brabant. Nadat de Eerste Wereldoorlog Duitsland en Oostenrijk in een diepe crises hebben gestort. De Staatsfinanciën komen onder toezicht van de Volkenbond. De kinderen moeten aansterken en worden opgevangen in Breda en elders in Brabant, als de adressen voor het huisvestingkomitee, dat iedere gemeente heeft, in orde is. Xandrieke komt terecht bij de betrouwbare schoenlapper. De ongetrouwde broer en zus zorgen met toewijding voor het kind.

Kus

Evenredig hebben zij veel plezier aan hun pleegkind. Het huiske van Jantje de Schoenlapper wordt danig opgevrolijkt door zijn springerig Weens kiendje, een van de bleekneusjes van na deze oorlog dat met liefde, goeie boter en melk moet aansterken. En goeie kost en liefde krijgt ze. Jantje de Schoenlapper heeft groot plezier in het maken van nieuwe schoentjes mee stripkes en sterrekes erop voor haar verjaardag. Het kind pakt aarzelend de doos, neemt het deksel er af en kijkt. Schoentjes, schoentjes, mooier dan ze in Wenen hebben. Mooier dan ze ooit gezien heeft. Schoenen uit een sprookje. Het kijkende gezichtje is ernstig, de ogen zijn groot van bewondering, zij houdt de adem in door de felheid van de verrassing. Maar dat duurt niet lang. Ze laat de schoenkes even op tafel staan. Ze is, in een sprong op Jan zijnen mageren knie, ze slaat de armen op zijn hals, de handen boven het bultje, en bij zijn weten, voor het eerst van zijn leven wordt Jan gekust…En Jan drukt dat blije Weense ding, dat levende kind uit een schoon vertelsel, hevig en fel aan zijn schoenmakershart.

Bonenstaak

Wie staat daar, in de geopende deur, dit tafereel te bekijken? De lange Mie Grijzel, de pastoorsmeid. Ze heeft in haar hand een paar ontzaglijke schoenen, de schoenen van een reus, de schoenen van de pastoor. Wat een eind van een lengte is me die Mie Grijzel en zo mager als een hout, die Mie de bonenstaak. In het smalle gezicht boven de vooruitstekende jukbeenderen staat de dubbele giftplant van haar stekelige loerogen. Ja, ze is wel deugdzaam en verstorven, verstorven dat haar hart ervan verdord is en ze vind zo gauw ergernis waar ze meent dat de deugd geweld wordt aangedaan.

Huisvestingkomitee

Ze is nou zo wit als een laken, wit van gift, als met een vlijmscherp mes gestoken door de ergernis over de Godtergende gruweldaad van het onzuivere Jantje, het schoenmakerke. Valt ze flauw? Valt ze dood? Ze hijgt. Ze slikt iets weg. De praat. Ze zegt wat, schor en hees. -- Dá zal de pastoor weten. Ze draait zijn eigen om en is weg. Mee de schoenen van de pastoor. Nee, Jan krijgt die nou niet te maken… Wie had dat gedacht van dat goedaardige Jantje de schoenlapper. In het dorp voltooit Mie Grijzel haar werk grondig. Gondele Timmermans komt binnen…Ze is van het huisvestingkomitee.

'Deugdzaam'…

Ze heeft eenmaal Xandrieke hierheen gehaald en nu komt ze Xandrieke halen. Ze staan te kijken die twee. Moet Xandrieke weg? Ja, zegt Gondelke pakt d'r kleerkes maar in. Ik breng ze bij de zusters. Daar hebben ze nog een Weens kindje. En daar is ze plaats voor twee. "t kind is hier gère en wij geven ze niet af". Hoor es, pak d'r kleerkes, want ik moet haar meenemen. Bij Jan daagt een vaag vermoeden bij de herinnering van de komst van Mie Grijzel. De 'deugdzame' vrouw heeft goed haar best gedaan. Dat Jantje nu, zoudt ge zeggen, zò'n, braaf manneke op 't oog en toch moet men zijn kleine durskes er niet meer henen sturen. … 't Is een ziekte zoiets… Xandrieke wordt uit huis gehaald!



Blijf op de hoogte van het lokale nieuws uit jouw regio met onze dagelijkse nieuwsbrief