De Paardentram.
De Paardentram.

De Bredase reetveger maakte de tramrails schoon

Door: Sandra Broosus Column

BREDA - De reetveger hield de tramrails schoon. De vergane glorie was destijds voor de stad onmisbaar. Verwaaid papier; paardenmoppen moesten verwijderd worden om de tram te laten rijden.

DOOR RINIE MAAS

Een ander glorieus figuur was de man met de porder; Tinus de Klopper. Wie kent hem niet als man van de tijd? In zijn huis in de Lange Gampelstraat wees niet alleen de klok op de tijd maar ook vele goed lopende horloges, verzameld uit liefhebberij, geen Rolex maar degelijke klokjes. Om 5.00 uur was hij op pad om de fabrieksarbeiders met 'de hoogste tijd; wakker worre' uit hun bed te trommelen. Tinus verdiende had een goed inkomen. 25 cent per klant. De wekker voor de rijken bestond al. Op het platteland wekte de haan.

Houtwinkeltjes

Moeder de vrouw zorgde in de 20ste eeuw, en lang daarvoor, voor een warme kop koffie door een van haar jong naar een water – en vuurhuis te sturen. Schoon warm water was een begeerd iets omdat Breda niet vrij was van besmettelijke ziekten zoals TBC. De houtjesverkopers waren dagelijks bezig met het venten van houtjes met de kar; mand trottoirzijde omdat hij aan de andere kant paard en wagen belemmerde. In 1950 waren er in Breda nog diverse winkeltjes om houtjes te kopen. Het ambacht draaide om het splijten van blokken hout op dezelfde maat, stiekje erom en de kachel voor vijf cent kon aan.

Frans Diepstraten

Frans en Cor Diepstraten hadden zo'n winkel in de Amstelstraat, Westeinde. Hardwerkende, leuke mensen. Frans was de enige in de wijk die een auto had en er ook mee reed. Een teken dat houtjes een boterham op tafel brachten. Maar…bij Frans en Cor met kaas erop. Want Frans was ook taxichauffeur voor een paar centen. Mevrouw Suijkerbuijk moest bij familie in Bergen op Zoom zijn. Natuurlijk wilde Frans haar vervoeren. Dat betekende nìet dat Frans naar Breda terugreed. Hij bleef gezellig bij de familie zitten op visite; of hij meeat weet ik niet. Maar zeg niet dat kachelhoutjes niet immens populair waren. Je kon er in de vroege ochtend eenvoudig de plattebuiskachel mee aanmaken.

Dienstmeisje

Dat brengt me op 'Dieke Kachelhout' die de houtjes uitventte aan de deur. Volgens A.J. van Eyl van de Klashorst in Paulus van Daesdonck hadden de venters een unster (type weegschaal) en een jutezak om te wegen. Want kachelhout werd 'bij gewicht 'verkocht. Haar oma heeft het Bredaas volkstype goed gekend. "Dieke was sympathiek en hij had een goed hart; daar was iedereen het over eens". Op een dag kwam hij bij een van zijn vaste klanten. Het dienstmeisje vond hij een aardig kind. Die dag regende het dat het goot. 't Was wel weer voor Dieke. Want dan werden zijn houtjes goed nat en zij gaven 'goed wicht'. In die regen stond het dienstmeisje op straat te huilen met haar koffer en hoedendoosje; ze was plotseling ontslagen. Dieke wist niet hoe hij haar moest troosten, want ze was wees en had geen onderdak. Dieke verloofde zich met haar midden op straat en ze trokken zijn huis in. Kort daarna trouwden ze. Dieke was zo arm dat hij zich geen trouwbroek kon aanschaffen. Sinds die dag zongen de Bredanaars hem toe. 'Van je Dieke, Dieke, Dieke Kachelhout; Kachelhout is tegen wil en dank getrouwd; En van je Dieke, Dieke, Dieke Kachelhout; Kachelhout is in zijn onderbroek getrouwd'.

Afzetter

Schillenboeren hadden we in Breda te over. Vader Korenbrits uit de Nieuwe Huizen heb ik gekend als schillenboer; evengoed de kolenboer Frans van Gastel. "Ik ben de schillenboer; geef mij voor onze beesten voer; dames en heren van de straat; geef mij wat u over laat; geef mij schillen, geef mij brood; anders gaan de beesten dood", dichtte Jef last (1898-1972). Dat frontstad Breda een 'afzetter' had ligt voor de hand omdat hij volop werk had aan het inkleuren van de vele stadskaarten. Totdat er omtrent 1795 in kleur werd gedrukt. In de Belcrumhaven voer Koos Bas, de parlevinker. Bij de lantaarnopsteker ervaren de lezers een jeugdsentiment; na het overlijden van bisschop Hopmans werden enkele dagen voor zijn begrafenis de gaslantaarns aan de Haagweg zwart bemanteld. Dat was s'avonds heel mysterieus!

Reetveger

Vrouw D'Ont had een eerzaam beroep als reetveger. Dit klinkt onbetamelijk alsof ze ook achterwerken schoonveegde. Neen hoor! Niet dat ze met de brandspuit alle kleine hoekjes een schone beurt gaf maar wel de glaspuien van de winkels. En vrouw D'Ont was reetveger. Het is een zeer ordentelijke titel. Reet betekent letterlijk kier of spleet. Reet in Breda betekent ook gang. Je had de reet van Mermans aan de Haagweg en van Kuitenbrouwer in het Ginneken. Niets van dit alles bij vrouw D'Ont. Ze monsterde de rails van de paardentram en spoot naden, reten en kieren brandschoon.



Blijf op de hoogte van het lokale nieuws uit jouw regio met onze dagelijkse nieuwsbrief