Afbeelding
Foto: Johan Wagenmakers

Gastelse Jan van Doormaal: 70 jaar op de schaats

Door: Johan Wagenmakers Algemeen

OUD GASTEL - Door de strenge vorst van de afgelopen week begonnen bij de 73-jarige Jan van Doormaal de schaatskriebels behoorlijk op te spelen. Als klein kind stond hij al op de schaats, heeft hij de techniek spelenderwijs opgedaan en vele uren op het ijs doorgebracht. Op latere leeftijd heeft hij menig toertocht volbracht en werd er steevast op zondagmorgen naar een kunstijsbaan gereden.

Jan is geboren in het buitengebied van Kruisland. “Tussen ons huis en de Kruisbeek lag maar één weiland,” begint hij te vertellen. “Vanaf mijn kinderjaren heb ik al geschaatst. Ik weet zelfs niet meer dát ik leren schaatsen heb. Mijn moeder zette ons op het slootje en weg waren we. Later in onze ‘vlegeljaren’ elkaar uitdagen wie het eerst op het ijs durfde, wat menig nat pak tot gevolg had. We waren zowat vergroeid met de Kruisbeek. Het leek wel of het vroeger altijd winter was. Op simpele schaatsen leerden we ‘pootje over’ rijden. Dat konden we zelfs voor-en achteruit. Ook het ‘schrijven’ van een acht in het ijs ging ons goed af. Ik was niet bang om te vallen en leerde spelenderwijs en als vanzelf schaatsen. Dat er in 1963 een Elfstedentocht gehouden was die gewonnen werd door Paping drong niet tot ons door en namen we later voor kennisgeving aan.”

Toertochten

Nadat Jan in 1968 trouwde en in Oud Gastel ging wonen, raakte de Kruisbeek wat meer uit beeld. “De winters werden minder streng en we ontdekten de kunstijsbanen. Samen met kartrekker, initiatiefnemer en nestor Christ van den Bergh reden we met enkele anderen elke zondagmorgen naar de ijsbaan. Eerst naar de kleine ijsbaan van Dordrecht en later de 400 meter-baan van Den Haag. Maar ook op de banen in Tilburg, Eindhoven, Rotterdam en Thialf in Heerenveen hebben we geschaatst. Zowel Christ als ik waren bouwvakkers en in de vorstverlet ontdekten we de toertochten op natuurijs. Eerst in de buurt vanaf het Gastelsveer tot aan het Volkerak en de Mark af tot aan Terheijden, maar later reden we steeds meer tochten buiten de regio zoals op de Vinkeveense Plassen, in Roelofarendsveen en de Vestingtocht bij Heusden. Tijdens een tocht van Sluis naar Brugge dachten we dat we hard reden, maar vlogen de profschaatsers ons gewoon voorbij. De langste tocht die we gereden hebben was 150 kilometer. Die gemoedelijkheid en gezelligheid sprak ons wel aan. Tasje met spullen aan de kant en rijden maar,” vertelt Jan op enthousiaste wijze. “Alle medailles die Jan bij die deelnames gekregen heeft heb ik in laten lijsten,” merkt zijn vrouw Riet op.

Touw

In al die jaren heeft Jan gelukkig geen grote valpartijen of ongelukken meegemaakt. “Ik had wel altijd een touw van een meter of vijf bij me, waar we ooit eens iemand mee uit een wak gered hebben.” Omdat er de laatste twintig jaar nauwelijks sprake is geweest van natuurijs, keerde Jan terug naar het kunstijs. “In Breda was een nieuwe baan geopend, dus ging onze zondagse rit voortaan daar naartoe. In verband met corona staat dat nu op een laag pitje en schaatsen op natuurijs durf ik niet meer zo goed, maar wat baantjes op de Blankershofvijver zie ik nog wel zitten. Echte topprestaties hebben we nooit geleverd, hoewel we weleens tegen elkaar een wedstrijdje reden, maar we hebben altijd wel veel plezier gehad,” zegt hij tot slot.



Blijf op de hoogte van het lokale nieuws uit jouw regio met onze dagelijkse nieuwsbrief