Afbeelding
Foto: Hanneke Marcelis

Column Hanneke Marcelis: 'Ga verder naar 'Start''

Door: Hanneke Marcelis

Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven. Mijn metalen treintje komt tot stilstand op Neude, Utrecht. "Hee, die is van mij!", klinkt het vanaf de overkant van de tafel. "En ik heb de hele kleur, dus dat is dubbel betalen!" Ik zucht diep, en begin mijn papieren geld te tellen.

Monopoly-liefhebbers. Ze bestaan. Ik kan het weten. Ik woon er met één samen. Gelukkig hadden we lange tijd geen Monopoly in huis. Dat scheelde veel lange, frustrerende avonden. Maar met de kerst kwam daar verandering in. Het prijkte bovenaan haar verlanglijstje. Daar kon de kerstman niet omheen. Dus daar zat ik dan. Monopoly te spelen. Gelukkig had ik vooraf een goede afspraak kunnen maken. We zouden één uur spelen. En daarna zou het spel terug de doos in gaan. Want dat is pijnpunt één met Monopoly: Er. Zit. Geen. Einde. Aan. Hoe vaak gebeurt het nou dat iemand dat spel werkelijk wint? Dat één iemand een dikke stapel geld en een berg huizen en hotels heeft, terwijl de andere spelers geen cent of straat meer over hebben? Ik heb het nog nooit meegemaakt. En gezelliger wordt het er niet op wanneer het langer duurt. Want pijnpunt twee: Monopoly is alleen maar leuk wanneer je aan het winnen bent. Er valt helemaal geen lol te beleven aan constant naar de gevangenis moeten. Aan hoge huren moeten betalen op een straat waar je al achttien keer op bent beland, terwijl het je niet één keer lukt precies op start te komen. Aan je huizen moeten verkopen omdat je door een kanskaart ineens een flink bedrag aan schoolgeld moet betalen. Bij Monopoly is eigenlijk alleen het eerste half uur leuk. Wanneer de doos open gaat en je een metalen figuurtje uit mag kiezen. Je de knisperende briefjes geld mag aftellen en de straten netjes gesorteerd naast het speelbord mag uitstallen. En wanneer het spel dan begint, je iedere straat waar je op terecht komt nog kan kopen.

Inmiddels zat ik al anderhalf uur te spelen. Ondanks onze afspraak werd ik gedwongen steeds 'nog heel even' door te gaan. De dobbelsteen rolt. Eén, twee, drie, vier, vijf, zes. Een metalen badkuip stopt op mijn Kalverstraat. Waar een huis op staat. Grijnzend kijk ik naar het teleurgestelde gezicht tegenover me. "Toch maar stoppen nu?", vraag ik. "Ja, toch maar stoppen nu."



Blijf op de hoogte van het lokale nieuws uit jouw regio met onze dagelijkse nieuwsbrief