Afbeelding
Foto: cornedeweert.nl

Met grote stappen door de Vastenavendhistorie: De Blauwe Schuit ‘lustig, devoot en verdorven’ (2)

Door: Eric Elich Algemeen

BERGEN OP ZOOM - Toch was de Blauwe Schuit ook omgeven met een geur van wierook. Blauw is de kleur die hoort bij Maria. Bij de ‘Cruystogte’ of ‘Cruysommeganck’, die door de Bergse straten trok, gaven de jong-gezellen van het Schippersgilde met de Blauwe Schuit acte de présence en zorgden voor ontspanning na de devote stoet. Ook fungeerden zij als publiekstrekker. Andere deelnemers aan processie waren: de Vreugdebloem, Zwager de zot en Jonas en de walvis. Verder werd er een reus en een kameel meegedragen.

Vat bier
In het tijdschrift Sinte Geertuydtsbronne schrijft archivaris Levelt over de plaats van de Blauwe Schuit in de Ommegang het volgende:

“Of de Blauwe Schuit het slotstuk van de Ommegang was, is niet bekend. Zo ja, dan vormden zij zeer zeker geen waardig slot, want de bemanning was veelal uitschot.” Opmerkelijk is wel dat zij voor hun optreden een vat bier kregen. Zo help je het rapaille nog verder het schip in, zou je zeggen. Het zal ongetwijfeld een aardige drinkpartij geweest zijn, waarop het glas geheven werd op ‘den heilige der drinkebroers’, Sint Reynuut. Een verzonnen ‘heilige’ en de patroon van iedereen die ten gevolge van dronkenschap tot armoede aan lager wal is geraakt. De Blauwe Schuit wordt in die context ook wel aangeduid als: Het schip van Sint Reynuut. Maar het blijkt uit die beloning dat het stadsbestuur de leden van het Schippersgilde zeer goed gezind is geweest. Misschien zagen zij er een opvoedende waarde in. Daarentegen heeft de kerk eeuwenlang gestreden tegen de wereldse zonde.

Drinken op ‘den heilige der drinkebroers’, Sint Reynuut

Ook rond Pasen kwamen zij ten tonele. In 1513 traden zij op palmzondag met ’hunne Blauw Schute’ voor het stadhuis op. Onder de toeschouwers ook Philips Van Walhain, heer van Borgvliet. Hoogstwaarschijnlijk traden zij later dat jaar nog eens op bij een doopfeest van Maximiliaan II van Bourgondië, zoon van Adolf van Bourgondië, de Heer van Beveren. Vaste waarde

Zuinig
Dat de Blauwe Schuit een vaste waarde had en men er zuinig op was, kan afgeleid worden uit een aantal stadsrekeningen. Volgens een stadsrekening uit 1494 zou de Blauwe Schuit onderdak hebben gehad in de schuur buiten de Verloren Cost- of Begijnenpoort. De stadspoort stond in omgeving van de Goudenbloemstraat-Dumontsdreef.

‘Wouter Thuenisz van der hueren van zijnre schueren buyten Verloren Cost daer de gereetscap vanden omganck in staet, betailt 32 sch en 6 den.’

Dat de Blauwe Schuit 24 juni 1508, op de gedenkdag van Johannes de Doper, averij opliep en een andere locatie kreeg toegewezen, is te lezen in een ‘Historische schets uit de Rederijkerskamer van Bergen op Zoom.’ 

‘Na de herstelling van den wagen of Blauwe Schuit was men bedacht om hem voortaan in een goeden staat te houden. ‘Den prince ende de hoefman’ (aanvoerder) verzochten daarom aan burgemeesters en schepenen om eene geschikte plaats, ten einde hem onder dak te brengen. Er werd hun ‘tegen sthof’ eene ledige erve aangewezen waarop zij eene loedzie mochten plaatsen, mits ten minsten schaden van derzelver plaetse en tot weder opzegginge der heeren.’

Eerst was het huis Engeland, naast het stadhuis aan de Markt, de opslag plaats. Later zou de Blauwe Schuit gestald zijn in een loods op het huidige Beursplein. In een stadsrekening uit 1534 staat dat Jacop van Rausschem betaald is om de schuit en de wapenschilden te schilderen

‘Betaezt aan Jacop van Rausschem… een bedrag van zoo en zooveel en dat de gesellen, die met de Blaeu Scute geloopen hebben op den Ommeganckdach’

Elf jaar later, in 1545, wordt de schuit weer geschilderd. In de stadsrekening komen we dat tegen:

‘Betailt Aert de Scilder die de Blau Scuyte geveruwt heeft’

In 1591, toen Bergen op Zoom de kant van Prins Maurits koos, werden de hoofdgilden, waaronder het gilde van de Vreugdenbloeme verboden. Ook het Vastenavendfeest. Daarmee verdween ook de Blauwe Schuit met zijn gezellen van het toneel.

Naderend onheil
Er gaat een verhaal uit 1133 rond waarin verondersteld wordt dat de Blauwe Schuit een link zou hebben met een spotschip uit de buurt van Aken. De legende gaat over een snugger boertje uit Cornelimunster die wraak wilde nemen op wevers die hem onrecht hadden aangedaan. Hij timmerde een schip op wielen om de dit onrecht aan de kaak te stellen. Het spotschip werd een triomfwagen die via Maastricht en Tongeren op weg ging naar de Schelde. Totdat een vrome broeder Rodulphus van de Abdij in Sint-Truiden beslag op het schip liet leggen. Hij zag in het schip vol dwazen en in kalfsvellen genaaide ‘lachelijcke lieden’.

Het visioen van naderend onheil. Diabolicam technam, oftewel duivelswerk. Die beslaglegging bracht rumoer bij zowel de bevolking als ‘de varende luyden’. Gedurende twaalf dagen werd er rondom het ‘landschip’ carnaval gevierd. Daarna krijgt het verhaal twee ontknopingen: De tocht met het Narrenschip werd door de wevers via Sint-Truiden, Borgloon en Zoutleeuw, naar de Scheldeboorden getrokken. Daar werd het schip in zee gegooid. Het andere verhaal is dat de tocht naar Leuven strandde in Zoutleeuw, waar het ‘het onheilbrengend monster met zijn boze geesten in brand gestoken werd. 

Lees het eerste deel hier