Afbeelding

Breda van Weleer: de grootste liefde van burgemeester Serraris

Algemeen

BREDA - “Krenk geen haar aan mijne Perelaar”. Je moest als brak uit de perenboom van Serraris blijven.

DOOR RINIE MAAS

Van 1916-1941 was jonkheer Theodore Serraris burgemeester van Ginneken en Bavel. Op het raadhuis deed de zoon van de oud kantonrechter zijn werk en dat deed hij consciëntieus.

Bon Wat was Serraris, de laatste burgemeester van Ginneken, voor unne mens? Hij was niet kwaad. Hij deed zijn werk. Een Pietje Precies was ie ook en niet altijd gemakkelijk. De dienders moesten de wildplassers zonder pardon op de bon slingeren. De oudere garde liet dat uit zijn lijf. Maar ’n nieuwe, Smal, had er ene te pakken die tegen ’n boom stond, wijdbeens, zodat zijn water over Gods akker kon lopen. “Op de bon!”, zei Smal. “Dat kost oe ‘n rijksdaalder”. De betrapte boer haalde zijn schouders op en zei: “Wist ik veul dat da niet mag”. Hij betaalde met drie gulden. De diender wou teruggeven maar de boer zei: “de groeten aan de burgemister die dit heeft verordend. En die twee kwartjes magde houwen. Want ik heb er ene laoten vliegen en da za zal dan ook wel nie meugen”. Op een dag moest Koos Eestermans, de handelaar in negotie op het stadhuis komen. De postbode had de aanzegging gebracht en Koos had er meteen een vuurke van gemaakt maar alles onthouden. Op de vastgestelde datum en uur was Koos op het stadhuis present en hij werd door de bode naar de burgemeester geleid. “Gij weet Koos dat gij uwen negotie moogt uitoefenen maar géén handel. Ge hebt geen boekhouddiploma.”. Koos zijn bloed vloog naar zijn hoofd en zei de bal, kaatsend: “burgemeester rekent op uw beurt eens uit hoeveel Katjangs ik in mijn zak vastheb van de vijf”.

‘Salaris’ Burgemeester Serraris was verder een deugdelijk man. Zonder moed was hij ook niet. Op 12 mei toen de Vlucht voor de Duitsers plaatsvond bleef hij op zijn post om zijn dierbare Ginneken te behoeden voor vandalen. En dat de politiechef Van Bilsen (later erkend Tilburgs verzetsman!) als eerste de gemeente-auto onder zijn gat had om te nazi’s te ontvluchten zou hij later bij de minister van Defensie aan de kaak stellen. Wat hij deed zonder een beroep om aandacht maar om de ingewikkelde kwestie Van Bilsen, die in Vlaardingen als politieman was herbenoemd, tot klaarheid te brengen. Burgemeester Serraris was functioneel onberispelijk. Zijn familie was van adellijke bloede. Vader Theodore, naar wie hij was vernoemd, was jurist en de zoon zou in zijn voetsporen treden. Zijn moeder Maria Vogelvanger was barones van Oldenzeel tot Oldenzeel. In het Ginneken werd burgemeester Th. Serraris, die, overeenkomstig zijn wedde, ten opzichte van de arbeider bij Cosijn en de Etna, waar de handen wrochten om behoud, door de rooien ‘burgemeester Salaris’ genoemd.

Katjang De grootste liefde van Serraris? Zijn perenboom. Om diejen perenboom was het Louiske te doen. Hij was erop uit het 12 jarige Sietske een peer ten geschenke te doen als zegel van eeuwige liefdestrouw. Serraris had klapsperen aan de boom in zijn tegenover het raadhuis gelegen woning. Ze waren groen tot geelgroen met fraaie blos. Het obstakel vormde de jachthonden onderaan de boom. Louis ging voorzichtig te werk. Hij had gezien dat de honden hun ligplaats verlieten als de burgemeester de oversteek maakte van het gemeentehuis naar de overkant voor het middageten. “Kumde de gaotjes vullen?”, zei Manse, de meid gemeenlijk. Ze kon niet uitstaan dat de burgemeester, bij de Katjang, naast het stadhuis, regelmatig in- en uitliep.

Perendief Louis had Sietske, na de ochtendschool, zijn voornemen bekend gemaakt, nadat ze in de poort elkaar hadden gezoend en geknuffeld. “Gij krijgt van mij een peer”, zei Louis. “Niet een, maar een mandje vol”. En hupsakee Louis was verdwenen. In een mum van tijd zat hij plukkend in de boom terwijl zijn liefste door een kier van de houten planken loerde. Juist wilde Louis de mooiste peer pakken toen de grootste bloedhond naar buiten glipte en zich woest blaffend aan de voet van de boom nestelde. Serraris had gedineerd en was weer aan het werk. Niet de veldwachter die zijn ronde door het dorp maakte. Hij hoorde de jachthond en sommeerde de perendief onmiddellijk naar beneden te komen.

Cel Op de grond werd Louis door de burgemeester hard toegesproken over ‘mijn en dijn’ en aan de veldwachter vroeg hij dit af te handelen. Deze bracht louis op naar het politiebureau aan de Veemarktstraat waar Louis kon boeten in de cel. De commissaris zou het hem nog eens goed zeggen. En dat was z’n vader. Die was zo kwaad was dat zijn kind was opgesloten voor ’n handvol vruchten dat hij dezelfde avond een bord voor Serraris zijn huis zette: “Krenk geen haar aan mijne perelaar”.

Raadhuisstraat. FOTO HANS CLAESSEN



Blijf op de hoogte van het lokale nieuws uit jouw regio met onze dagelijkse nieuwsbrief