Afbeelding

Rubriek Goes Gezien: Sloop en hoop

Door: Britta Janssen Algemeen

Het Gasthuis, goed te zien vanaf de Oostsingel, wordt momenteel gesloopt om plaats te maken voor een nieuw zorgcomplex. Dat slopen is een interessant proces, want het gaat weloverwogen. Niet met de botte sloopkogel. Van zuidvleugel gestaag richting noordvleugel. Op de foto lijkt het dat appartementen nog bewoond zijn – je ziet lampen, gordijnen, zonneschermen – terwijl bij de buren de gevel er al uit ligt. Maar dat is niet zo. ‘De bewoners zijn allemaal verhuisd naar appartementen van Beveland Wonen of naar een andere locatie van Zorggroep Ter Weel’, aldus de website van Ter Weel.

Bijna 25 jaar geleden werd het Gasthuis ingrijpend gerenoveerd. De heropening was in 1998, precies vijfentwintig jaar na de nieuwbouw in 1973. Ter gelegenheid van de renovatie en het jubileum verscheen een ‘speciale uitgave van het maandblad van Zorgcentrum Gasthuis’ en dat kwam ik in m’n oud-archief tegen. Het interview met de heer Van den Hondel, toen bestuursvoorzitter, eindigt met: ‘Het Gasthuis is een veerkrachtig huis, het kan een stootje hebben.’ De directeur tot in 1997, mevrouw Van Driel-Blomaard, was blij met de renovatie, maar toch heeft ze ‘één negatief puntje over de verbouwing van het Gasthuis: de verzorgingskamers van de bewoners zijn klein gebleven, weliswaar veel gerieflijker en erg mooi.’ De directeur ziet als het ware de nieuwbouw al aankomen: ‘Het is geen ultramodern gebouw, maar we kunnen er weer jaren mee verder.’ In het blad is ook te lezen dat de aannemer vanwege het renovatielawaai alle bewoners een bloemetje schonk. Ik geef het maar door, geheel vrijblijvend uiteraard.

Pas als ik het blad helemaal heb doorgebladerd, snap ik waarom ik het heb bewaard. Op de allerlaatste pagina staat een nostalgisch-verontwaardigd gedicht, getiteld ‘Goes’. Wie de dichter is, staat er helaas niet bij en wanneer het geschreven is ook niet. Nu ik het herlees, moet ik erg denken aan de Zeeuwse vertalingen van Nijntje door Engel Reinhoudt: strak ritme, klinkt als een klok en geen woord te veel, heej. Het zijn negen strofen vol melancholieke jeugdherinneringen, zoals: ‘Onder de beukeboom op de Legerdiek / èk heel wat lekkere neutjes vergaerd’. Dit zijn de eerste en laatste strofe:

Overlest, op verziete in de Ganzestad

èk m’n oogen uutewreve

De eele Agnesgang was wig

Dat ‘k dat nog most beleve!

Mè de Mart en de Groote Kerke

de Beestemart en Brouwersgank

en m’n eigenste Goese taele

die bluuve eel mien leven lank.

Tekst en foto: Arend van der Wel



Blijf op de hoogte van het lokale nieuws uit jouw regio met onze dagelijkse nieuwsbrief