De Sluisstraat.
De Sluisstraat. Foto: Rinie Maas

In de winter op de stoof in de kerk

Door: Sandra Broosus Column

BREDA - In de protestante kerken waren ze slim: in de winter op de stoof in de bank.

DOOR RINIE MAAS

Voor de stoof waren de vele Water- en vuurvrouwen in de stad onmisbaar, schetst A.J. van Eyl in brieven aan Paulus. Ze vertelt, gehoord van oma, over opvang van de volkstypjes, die noch een warm bed, noch een stoof in de kerk konden betalen. Over hen heeft ze een weetje. Dat ze in de 20ste eeuw in het volkslogement van de Paters in de Molenstraat sliepen. "Er waren geen aparte kamers; er was één gemeenschappelijke slaapzaal met britsen. Men sliep er voor een habbekrats maar 't was er wel netjes". Op de Jan van Polanen kade – en zeker en vast op meer plaatsen - woonde zo'n Water en Vuurvrouw...

Koffie

"s Morgens om 5.00 uur kon je daar terecht om een ketel kokend water te haken om koffie te zetten en een testje te vullen met vuur". Want zo vroeg, vertelt ze, brandde de kachel niet. En de mannen die naar hun werk gingen en om 6.00 uur begonnen, hadden koffie nodig bij hun boterhammen. Een blauw email kruikje namen ze mee voor 'tussen de middag'.

Test

Hoe de stoof de kerk is ingekomen is voor katholieken opmerkelijk. De stoof was een houten kistje met gaten. Geërfd heb ik er 'n kanarie in gehouden. In de stoof werd een 'test' van aardewerk of metaal geplaatst waarin gloeiende kooltjes werden gelegd. Met een deken over de benen op de stoof hield men de warmte vast en werden voeten en de onderbenen verwarmd. En dan volgt in het archief van de Maurits de onthulling: "bij Nederlandse kerken was het mogelijk voor de duur van de kerkgang een voetenstoof te huren". Het testje met vuur was voor de stoof. "Onder in het testje lag een laag wit zand. Je kocht het vuur, dat bestond uit kleine, platte briketjes. Het waren vierkante plakken, nogal dun, met groeven voor het breken….Ze gingen met een gloeiende tang in het tesje en werden in het zand gedrukt, dan branden ze niet te hard door".

Van sloffen werden we voorzien van de zusjes Van Aart alias Kaatje en Mieke. De twee van de Haagdijk.

Zand

"In de Lange Gampelstraat woonde mijnheer de Wit alias 'Snee de Wit'. Hij verkocht prima levende paling". Waarschijnlijk zal zijn paling gevangen zijn door succesvol poeieren in de aan onze buurt grenzende singelgracht. De klandizie was er ook naar "Van heinde en ver kwamen de mensen uit Breda en ook uit Ginneken". Uit grootmoeders tijd stamt deze observatie: "Oma zocht de paling zelf uit. Ze kronkelden in grote teilen met wit zand". Dat witte zand lag er ten gerieve van de klant om ze beet te kunnen pakken. De levende have maakte grootmoeder zelf schoon. Uit haar ervaringen met de gekochte levende palingen putte ze de wijsheid: "Denk eraan, je moet paling nóóit dood kopen".

Sjoe

De orgeldraaier Janus Jongbloed is hier al menig keer de revue gepasseerd. Deze aanvulling hoe hij centen beurde spreekt voor zichzelf: "Iedereen kende hem en hij ging praktisch geen huis voorbij zonder dat ie een cent kreeg of een sou (sjoe luidde de Bredase verbastering; een twee en een half centstuk, ook wel 4 duitsstuk genoemd). Aan de duur dat het orgel draaide kon men opmaken wie Janus met zijn horrelvoet een zeer goed hart toedroeg. Dan wel de suggestie wilde wekken goed in de slappe was ie zitten. Want arme mensen zijn trotse mensen. De vrouw van Janus was klein van stuk maar groot was haar liefde voor hem. Ze ging rond met het centenbakske. "Gaf je meer dan stond het orgel langer stil; een handige manier van zaken- doen".

Klantenbinder

V&D is voor mij als kind het grote warenhuis waar een papegaai de bezoekers in het restaurant verraste met een vriendelijke verwelkoming. Was het een voorbeeld voor de kleine kruidenier om klanten te werven? "In de Fellenoordstraat op de hoek van de Sluisstraat woonde het kinderloze echtpaar De Smet". Het moeten de voorgangers zijn geweest van Pietje Somers, jaren vijftig. "Je kreeg er altijd wat toe en het stond er meestal vol kinderen. De attractie was een prachtige papegaai die bij de deur naar de huiskamer stond. Deze stond zomer en winter open en de papegaai groette iedereen vriendelijk met een "Goe mógge kind", wie het ook was en op welk uur van de dag dan ook. Hij was een echte klantenbinder", aldus de schrijfster in 'brieven aan Paulus'. Verder gezocht naar de stoof. Veel over stoofperen; maar niets over een te huren stoof in de kerk. Of toch? Maarten t'Hart. "Onze voorouders verhuurden de stoof in de kerk. Het bracht hele en halve centen op".



Blijf op de hoogte van het lokale nieuws uit jouw regio met onze dagelijkse nieuwsbrief